Maar een nerveus plezier overheerst toch: 'Als ik mijne vertellingen schrijf heb ik eene keurige pen in mijn rechterhand en verfijnde sidderingen van genot'.
Nog in 191 x, als hij onder het pseudoniem René de With in Den Gulden Winckel een beschouwing publiceert over de gedenkschriften van Wanda de Sacher Masoch, de vrouw van de grondlegger van het masochisme, dan haalt De Haan zeer precies en zeer bewust juist die passages uit dat boek die bij zijn eigen werk aansluiten, zoals Sacher Masochs herhaalde verklaring 'dat hij verschrikkelijk jaloersch was, maar dat die jaloezie juist zulk een diep genot voor hem was', of de dochter van een rabbijn die 'niets heerlijker vond dan te gaan biechten en bidden in eene katholieke kerk'. De Haans bijzondere sympathie gaat uit naar een vriendin van Sacher Masoch die 'zeide alleen te leven om nieuwe ontroeringen te zoeken' en die 'het heerlijk vond anderen ongelukkig te maken' en 'het betreurde, dat ze zelve nooit ongelukkig werd'. Toen ze eens in een naald trapte, zei ze: 'Je hebt er eenvoudig geen idee van, hoe een heerlijk gevoel dat is, gewond te wezen', en ze liet de naald een uur in haar voet zitten. Dit is een karakter naar De Haans hart en hij besluit dan ook met de verzuchting dat men een roman over zo'n figuur zou moeten schrijven.
Men krijgt de indruk dat De Haan graag en interessant mythologiseert over zijn inspiratie. Hoe de
20