»Nou, lieve jonge... je huis is verkocht... weet je, wie 't heeft gekocht ... jou lieve patroon... jou m'neer Buis... nou kan die d'r ons af late zette«...
Ze huilde en raasde, dat haar huis zoo verkocht was en dat die vent 't had, dat die 't had... Even had Jan ook beduusd gestaan, dat had-ie nou heelemaal niet gedacht... maar hij herstelde zich, zonder smart, dat zijn huis, het geërfde van z'n vader, wèg was, aan z'n patroon... en kalm tegen de anderen:
»Nou jonges, dan doen we de extra- uitdeeling van zijn cente... we moete 't winne.«
60