was hij dan protestansch, ze waren toch gesproten (uit 'n wortel spruitje) uit één wortel des geloofs.
M'neer liet Kools en Van Lier roepen en heel hooghartig zei-d-ie, dat hij ze ontsloeg, ze konden aan de kas nog veertien dagen loon beuren, en dan was 't ook uit. Geen woord meer, geen woord meer... Ze gingen heen, toch even beduusd om dat barre gedoe. M'neer liet bekend maken in de fabrieken wat m'neer pastoor hem geraden had bekend te maken van die boeten, die je niet kreeg, als je niks dee, en van die loonsverhoo-ging, die maar onzin was, en ook van de christelijke vereeniging.
Maar toch zoo glad zat 't 'm nog niet, en 't viel m'neer niet mee, er waren er wel wat gebleven, christelijke bravertjes nou ja, en dan waren er ook wel wat onderkruipertjes, maar de beste lui, die waren d'r toch niet. De fabriek stond wel op volle stoom, net of alles werkte, maar dat wisten de buitenlui wel beter... m'neer raasde, m'neer had spijt... de concurrenten kwamen d'rin, nou net tegen St. Nicolaas... hij had nu al zooveel schade dat-ie gemakkelijk twee jaar lang de gevraagde verhooging had kunnen betalen. Hij begon zichzelf'n stomkop te vinden, m'neer pastoor ook 'n stomkop en dan zich zelf weer 'n stomkop en dan m'neer pastoor weer... Maar dat gaf niet... het zaakje ging goed voor z'n werklui... over 't geheele land werd propaganda gemaakt, ze spraken d'rover z'n fabriek te boycotten... 'n paar arbeiderswinkels hadden 'm al geschreven, dat ze zijn reizigers niet meer bliefden... razender werd hij.
Die Kools en die Van Lier, die haatte-n-ie 't meest, die hielden vergaderingen, die organiseerden feestmiddagen voor de mannen, die organiseerden feestmiddagen voor de vrouwen... alles wou hij wel toegeven... als die twee maar niet weer in de fabrieken kwamen. Dat had-ie door een van de christelijken al d'ris laten voorstellen, alles vergeven en vergeten, de boeten afgeschaft en de helft van de gevraagde verhooging... maar die twee d'r niet meer in, die nooit meer... Ze hadden 'm uitgelachen. De zaak stond veel te best, voor hün dan, zie je.
Patroon raasde... rijk was-ie, schattenrijk, van de rente van z'n rente kon-ie nog leven, als-ie wou, en toch kon-ie die bende niet an... als-ie de heele fabriek dan nog liever dichtdonderde, de boel liggen liet... zijn harde trots kwam daar tegen op... z'n boel sluiten, weggaan, vluchten als 'n kwajongen... net zoo lief schoot-ie zich dood... nee, dat nooit...
Hij liet weer 'n fuifmiddag houën voor z'n trouwe onderkruipers. Die lui buiten lachten, hadden lol.
Groot was de uitkeering niet, hoefde ook niet, dat haalde je later allemaal weer in, en ze hadden nou tenminste d'ris 'n vacantie, dertien werken al. God wat knapten ze daarvan op, voor hun part nog eris dertien weken, je dee d'r fut en kracht op, voor je heele verdere leven, 'n boterham min
58