den molen in de khan.Vele malen op een dag gaat Abdoel Salaam naar de paarden kijken. Zij werken weinig. En zij eten veel. Bischoem al Hawa. Het is altijd héél druk in de khan, vooral op den marktdag. In het midden legeren de kameelen. Onder de afdakken staan de paarden. De koetsiers slapen in hunne wagens. Zij houden beurt om beurt de wacht. Want de dieven zijn overal. De mooie, verstandige ezeltjes staan overal. Zij krijgen weinig. En eten soms tersluiks uit de bakken van de paarden. Alle omstanders prijzen onze paarden. En wij prijzen alle paarden van alle omstanders. Het zou niet anders passen. Abdoel Salaam vertelt, dat er iederen dag menschen in de khan komen, om zijn paarden te koopen. Maar hoe kan hij ze verkoopen? Hij is toch niet voor zaken uit! Maar voor het genoegen van zijn vriend.
in.
Het zou niet passen, dat wij zonder geschenken zouden komen bij den sjeikh Chmed il Soefi. Bij Pinchas, den winkelier, koopen wij dus mooie roode wafels, zoete bonbons, gekleurde bonbons, fijne ongebrande koffie en een half blik biscuits
77