hij in 1919 naar het toenmalige Palestina. Hij werd er lector aan de regeringsschool voor juristen te Jeruzalem.
Hij regelde veel zaken voor de joodse gemeenschap in Jeruzalem en zelfs werd hij wel eens genoemd de ‘minister van buitenlandse zaken’ voor de joodse gemeenschap aldaar, ook al had hij vele vijanden, zowel onder joden als Arabieren.
Die vijandschap, zijn teleurstelling, hij heeft het verwerkt in zijn aangrijpende gedichtenbundel Kwatrijnen.
Maar zijn tijd in Palestina heeft hij ook gebruikt om als correspondent van het Algemeen Handelsblad brieven te schrijven, die later door zijn zuster, Carry van Bruggen, werden gebundeld in het boek Palestina. Het werd na zijn dood, in 1924, voor de eerste keer uitgegeven.
Er zijn voldoende redenen aan te voeren om ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Maatschappij tot Nut der Israëlieten, een ander werk van Jacob Israël de Haan of een andere joodse auteur opnieuw uit te geven.
Er werd echter gekozen voor het boek Palestina, dat wat minder bekendheid geniet dan zijn talloze gedichtenbundels. Palestina werd vooral
7