die tijd, 1904, ongekende brutaliteit. Zijn carrière leek in stukken te vallen, maar De Haan verdedigde zich en zette zijn letterkundige werk voort.
Hij publiceerde gedichten en toen hij eenmaal was teruggekeerd tot de wortels van het orthodox joodse geloof, wist hij zijn gevoelens in prachtige poëzie tot uiting te brengen.
In de letterkundige studie van W.L.M.E.van Leeuwen, Drift en Bezinning, wordt De Haan een dichter van het joodse volk genoemd. Hij is, aldus deze auteur, een gespleten figuur, gedreven door zinnenlust, als zonde ondergaan. Zijn geloof is tot een warme, persoonlijke gloed geworden door de herinneringen aan zijn ouderlijk huis, zijn sterk individualistische opvatting van sensuele passies en de vrijheid van geest bewerken in hem een heftige tweestrijd, die vooral tot uiting komt in zijn Joodse liederen en zijn Libertijnse liederen. Dr. Jaap Meijer beschreef De Haan in zijn mooie boek Zoon van eengaz-zan, een boek, dat evenals dit van De Haan zeker een herdruk waard is.
Jacob Israël de Haan bekende zich ten slotte tot het Zionisme en als overtuigd zionist vertrok
6