Palestina, in den vorm van eenen mooien, luien, klerk, die zeven en een half pond in de maand verdient. Zift, niet waar? Wij geven dat uit voor onze fezzen. Onze whiskey, ofschoon wij Moslems zijn. Onze cigaretten en onze dassen. Maar men moet toch doen, alsof men werkt. Jammer. Adil Effendi heeft dus geen vacantie. Nu zal zijn oudste broer Abdoel Salaam medegaan. Wij hebben een héél mooi plan. Een eigen rijtuig. Twee mooie paarden. Een koetsier. En Hebron. Wij zullen niet in Hebron blijven, dat in dezen tijd van het jaar héél koud is. Nog kouder dan Jeruzalem, omdat het ook nog hooger ligt. Maar ik zal u niet vertellen, waarheen wij van Hebron uit trekken zullen. Misschien heeft Allah ons niet Hef op dezen weg. En zullen wij niet komen, waar wij komen willen. Gij, lezer, zult ons dan niet achten. En misschien zult gij ons uitlachen. Voorloopig zeg ik dus alleen, dat wij naar Hebron zullen gaan. Meer heeft Abdoel Salaam trouwens ook niet aan zijne vrouw verteld. Wij zullen vijf of zes dagen naar Hebron gaan. Want als hij haar eens de waarheid vertelde. Misschien veertien dagen op stap. Hoeveel huishoudgeld zou zij dan wel niet vragen? Nu geeft Abdoel Salaam haar niet meer dan vijf, zes pond. En voor de rest moet zij maar zien, hoe zij zich er door slaat.