Subjectieve klachten
De patiënt is in november 1624 tijdens het beleg om Breda ziek geworden. Hij begon te klagen over zwakte, misselijkheid en buikpijnen en kwam op 18 november ziek te den Haag aan. Hij werd bedlegerig, ofschoon hij nog wel in staat was zich met staatszaken bezig te houden. Hij leed echter steeds meer aan hevige maagpijnen en vermagerde zichtbaar. Hij at en sliep niet meer dan door sterk werkende middelen (1).
Van de andere kwalen, die volgens Hcinsius (2) en Bax ‘veelvuldig’ zouden zijn geweest, wordt door de lijfartsen niet gerept, ook niet in de brieven van de Franse gezant d’Espesses.
Status praesens
Sterke emaciatie; ingevallen ge!aatstrekken(Facies carcinomatosa). Pols: frequent, Febris.
Pupil- en Patellair reflexen ?
Thorax: Cor g.a.; Pulmonen: Pneumonisch infiltraat (pas post-mortem geconstateerd).
Abdomen: opgezet; verharde, drukpijnlijke lever, waarin een harde tumor te palperen is.
Icterus: negatief.
Urine:?
Faeces:?
Compos mentis
(Over de milt wordt niet gesproken. Lymfklieren ?)
Dat prins Maurits zonder enig teken van cholaemie is geweest en zelfs tot de laatste dag van zijn leven compos mentis, blijkt wel uit de getuigenis van Ds. Bogerman (3):
1. J. 15 ax, lx. p. 142.
2. D. Heinsius, l.c.
3. J. Bogerman, Het Christelijk overlijden van den doorluchtigsten en hooggheboren Prince Mauritius van Nassau (Leiden, 1625).
28