“Zoo het Uwe vorstelyke Genade heeft verstaan en in den Heere Jezus nog wel gerust is, zoo bid ik, dat hy met een drukken een teeken geve aan myne hand. Daarop klemde Maurits ter stond de hand des leeraars zoo vast, dat hy ze niet kon losmaken, totdat de kracht des levens den Prins begaf en de pols begon weg te gaan”.
“Tot aan zijn laatsten ademtocht was de geest helder en vrij van de verschrikkingen des doods”, getuigt Groen van Pinsterer (i). “By de dood van de Prins waren aanwezig de Princessen van Orangiën en Portugael, de gedeputeerden der H.M.H.H. Staten Generaal, Hendrick van Essen, uyt Gelderland, Nicok.es van Bouck-Horst, Heer van Noordwyck, uyt Holland, Rynck van Burmannia, uyt Vrieslandt, Assueer van Harsolt, uyt Over-ysel, de Raetsheer Vosbergen en zyn twee Medicyns, D. Romphius en D. Valentius en de voornaemste officieren zynes Hofs”.
“Het lichaam van den Prince Maurits Hoogh-loffelycker memorie, wierd na d’aflyvinge ghebalsemt en een yeder in zyne kleedinghe getoont zynde door langdurayzinghe sieckte seer uytgeteert” (2). “Den volgende dag werd zyn lyk geopend en bevonden, dat volstrekt geen sporen van vergif waren, zoals het gerucht gewild had, maar dat de oorzaak van den dood was toe te schryven aan een aangewassen hardigheid in de lever die zoo verdorven was, dat hy geen bloed meer had noch maken konde” (3).
“Ofschoon uitgeteerd en vermagerd en kwalyk kenbaar, werd nochtans zyn lyk derhalve en naar de gewoonte van grootte Heeren, een paar dagen ten toon gesteld en vervolgens in een zekere plaats weggezet”.
1. G. Groen van Prinsterer, Archives ou correspondence inéditc de la Maison d’Orange Nassau(s’-Gravenhage, 1835-1861).
2. Git. bij P. J. Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk (1908), 11, p. 540.
3 . Resolutie der Staten van Holland, 25 april 1625 (zie facsimile pag. 31).
29