Buigen onder de storm - Levensschets van Philip Mechanicus 1889-1944

Titel
Buigen onder de storm - Levensschets van Philip Mechanicus 1889-1944

Auteur
Koert Broersma

Jaar
1993

Overig
biogr Mechanicus

Pagina's
258



Mechanicus in het 16de deel van zijn serie de uil. Hij wees erop dat deze wijsneus ‘permanent rechtszitting houdt en bewogen wordt door deernis voor de mens en zijn lot. Hij houdt er rekening mee, dat de omstandigheden, waaronder de schepselen leven, vaak machtiger zijn dan het elastische besef van goed en kwaad. Dat eer en karakter vaak een harde en niet zelden hopeloze, strijd hebben te voeren tegen hebzucht, bedrog en verraad. Dat het verstand niet altijd onberispelijk functioneert...’

Bijzonder zijn de tien persoonlijk getinte stukjes die Mechanicus tussen n september en 8 november 1940 publiceerde onder de schuilnaam Père Celjénets. Het was neef Philip, die wist dat deze schuilnaam een Franse verbastering is uit het Russisch en ‘Ik ben een vreemdeling hier’ betekent. Hij hoorde dit van Karei van het Reve, die deze vertaling op zijn beuit bevestigde. De verhaaltjes kunnen worden getypeerd als beschrijvingen van kleine gebeurtenissen uit het leven van Mechanicus. Hierin zijn, evenals in zijn dierenportretten, kleine toespelingen op de oorlogssituatie te bespeuren. Zo spotte hij in zijn verhaaltje van 9 oktober 1940 met de verplichte vensterverduistering. Mechanicus beschreef een nachtmerrie, waarin hij voor de rechter diende te verschijnen, omdat zijn raam ‘een reet licht’ had doorgelaten. De rechter beet hem toe dat ‘de burger, die de wet niet nakomt, geen goede burger is.’ Hij werd veroordeeld tot een dag en een nacht gevangenisstraf, ‘in een stik-duistere cel, zonder ramen.’ Tijdens zijn gevangenschap maakte Mechanicus de ene verschrikking na de andere mee; hij werd o.a. gekweld door vuurbollen en kobolden. ‘Voordat ik het besef had, dat mijn straftijd om was, ontwaakte ik uit mijn nachtmerrie. Ik had het gevoel, dat ik iets onvergetelijk ellendigs had beleefd. Toen ik opstond om mij te gaan scheren en ik in de spiegel keek, was mijn baard grijs geworden.’

Op 6 oktober 1940 waagde hij zich aan de poëzie, met de publikatie van een gedicht waarin hij in enkele coupletten de geneugten van de sigaret bezong:

Mijn goede sigaret, hij is tot as vergaan.

Mijn goede sigaret, hij is in rook verdaan.

O, zoet-bedwelmend gift, o, heerlijk geurig snufje,

Gij elegante stift, gij smeulend, gloeiend puf je...

Kom, steek er eentje op! Ik doe graag met u mede,

Gij, roker in de dop! Wij roken hem in vrede.

98

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.