Neef Philip noemde de naam van de tekenaar Charles Boost. De twee kenden elkaar van sociëteit De Kring. Van hem kwam ook het volgende verhaal. Vóór de oorlog reisde Mechanicus eens met Boost per trein door Zwitserland. Boost vergaapte zich aan het prachtige landschap en was niet te stuiten in zijn lof op de netheid; alles stond er zo keurig bij: huizen, bomen en lantaarnpalen. ‘Ja, dat is zo,’ had Mechanicus beaamd, ‘maar ze halen hier ’s nachts ook alles binnen.’
Jaren geleden werd neef Philip door een oude dame benaderd. ‘Ze was mijn naam in de krant tegengekomen, zei ze. Ze vertelde dat ze nog een tekeningetje van mijn oom had. Of ik misschien geïnteresseerd was. Ik ben de tekening bij haar gaan halen. Het was een karikatuur van hem, gemaakt in 1933 te Jeruzalem. Toen ik haar vroeg of ze mijn oom goed gekend had, bevestigde ze mijn vraag met een hoogrode kleur. Ze trad niet in details, maar zei alleen: Uw oom, dat was me er een... Vervolgens bloosde ze nog veel erger. Dat was heel ontroerend en zegt ook eigenlijk wel genoeg over hem.’
Volgens Philip was zijn oom een eigenzinnige, zeer energieke man, met een enorme uitstraling. ‘Hij was ook eigenwijs. Vele jaren geleden, zo eindjaren vijftig, kwam ik in café Eylders een man tegen, een uitgever uit Haarlem, wiens naam ik helaas niet meer weet. Hij vertelde me een goede vriend van mijn oom te zijn geweest. Tijdens de oorlog had hij hem gesmeekt om onder te duiken. Maar oom Philip had pertinent geweigerd, met de woorden: Waarom zou ik onderduiken, ik ben niet fout, zij zijn fout.’
83