eventueel te corrigeren of aanwijzingen te geven. ‘Als je nachtdienst draaide, had je vaak het rijk alleen en was je koning van de redactie, de baas van het hele spul. Meestal deed je met z’n tweeën avonddienst. Maar als Leonard Huizinga dienst had met mij, dan riep hij om een uur of negen, half tien: Messertje, ik ga even in de Kalverstraat kijken! Hij verdween dan en kwam ook niet meer terug, dus zat ik vaak alleen. Mechanicus verscheen ’s avonds wel eens op de redactie, om de laatste telexen of kopij te lezen en als Huizinga er dan niet was, snoof hij tegen mij: Waar is-ie? En dan zei ik: Och, hij is even een ommetje maken en dan begreep Mechanicus het wel. Hij tolereerde het ook oogluikend. Dat ik er dan alleen zat en alle kopij in m’n eentje moest voorbereiden en doorgeven, tja, zo ging dat in die tijd.’
‘Als ik het karakter van Mechanicus moet omschrijven,’ vervolgde Messer peinzend, ‘dan zou ik zeggen: een sanguine man, snel in vuur en vlam, driftig, bevlogen, creatief. Moeilijk te doorgronden, niet erg vriendelijk, hoewel anderen zeiden dat hij meeviel, maar op kantoor was hij zakelijk bezig. Hij moest altijd duizenden dingen doen, was het niet ter redactie, dan wel ergens anders, nooit rust, nooit. Hij behoorde duidelijk tot de bovenlaag van de joodse intellectuelen. Hij was een beschaafde joodse Nederlander, hyperintelligent, die zichzelf een grote eruditie had verworven.’
Handelsblad-coÏÏQga. Evert Werkman schreef na de oorlog over hem in Het Parool: ‘Philip Mechanicus was een uitnemend journalist. Zijn carrière is er het bewijs van. Hij wilde dat wel weten ook. Hij was ijdel en met zichzelf ingenomen, hard en veeleisend voor zijn ondergeschikten. Eigenzinnig ook. Geen sympathieke man dus? Och, wie kende hem meer dan oppervlakkig?’
Tops Lefebvre-van Bellen: ‘Hij was zo anders. Mechanicus was tegen het gewone, dat irriteerde hem. De andere redacteuren van het Handelsblad uit die jaren waren oude mannetjes vergeleken bij Philip. Zijn directe collega’s hadden het moeilijk met hem en hij waarschijnlijk óók met hen. Hij had dikwijls meningsverschillen, was vaak kwaad. Zo stormde hij op een zaterdagmiddag een keer op de fotoredactie binnen. Razend was hij. Er was een foto bij een artikel van hem geplaatst, maar daar was iets mee, verkeerd afgesneden of een verminkt onderschrift, precies weet ik het niet meer. Wel dat mijn baas, André Garf, er ook iets mee te maken had. Maar die was er op dat moment niet. Mechanicus ijsbeerde door de kamer en ging woedend tegen mij tekeer. Met een benepen stemmetje zei ik dat hij dat maandag maar
75