Van het Reve gaf hiervan een voorbeeld: ‘Mechanicus schreef ergens dat er in Moskou zoveel dakloze weeskinderen rondliepen. Hij wijdde er zelfs een heel artikel aan. Inderdaad was dat in die tijd een groot probleem. Moskou telde tienduizenden verwaarloosde, verwilderde jongeren, die van het platteland naar de stad waren getrokken en die geen vaste verblijfplaats hadden. Mechanicus verklaarde dit verschijnsel door erop te wijzen dat hun ouders tijdens de Russische Revolutie waren omgekomen. Onzin natuurlijk, want hij schreef dit in 1932, vijftien jaar na de revolutie, over kinderen van 8,10,12 jaar oud. Die ouders waren inderdaad omgekomen, echter niet tijdens de Revolutie, maar als slachtoffer van het Stalinistische bewind. Ze waren opgepakt, naar kampen gebracht en nooit meer teruggekomen.’
Lang niet alle door Mechanicus op papier gezette ervaringen konden de goedkeuring van de Russische autoriteiten wegdragen, vooral nadat hij in 1931 openlijk had geschreven dat de Russische dictatuur ‘aan het verworden was van een zuiver revolutionair instrument tot een dogmatisch ketterjagerscollege.’ Zijn verhalen werden scherp in de gaten gehouden door de Nederlandse communisten en sympathiserende Rus-land-geïnteresseerden: dezelfde mensen met wie hij in 1929 via het Genootschap Nederland-Nieuw Rusland in contact was gekomen. Ook tijdens zijn derde en vierde rondreis door de Sovjet-Unie, in september en oktober van 1932 en 1934, zette hij zijn kritische benadering voort.
Van zijn Rusland-reizen zijn enkele tientallen brieven en briefkaarten bewaard gebleven, die Mechanicus vanuit Rusland naar Annie Jonkman en Ruth stuurde. Deze correspondentie bevat korte beschrijvingen van hetgeen hij zag en meemaakte; af en toe vermeldde hij een interessant detail dat niet in zijn Reisschetsen werd opgenomen. Zo bleek uit de brieven van zijn tweede reis uit 1931, dat Mechanicus meermaals om een onderhoud met de Russische leider Stalin heeft verzocht. Op 18 augustus 1931 schreef hij aan Annie Jonkman: ‘Op mijn program staan een aantal interviews over de meest actuele vraagstukken, ik meen een stuk of zes, en een gesprek met Stalin. Of ik dit laatste krijg, is natuurlijk volstrekt onzeker, maar ik heb het erop gewaagd, het aan te vragen.’ Het beoogde gesprek kwam er uiteindelijk niet en Mechanicus werd afgescheept met enkele interviews met lagere regeringsfunctionarissen. ‘Eerlijk gezegd heb ik er langzamerhand genoeg van,’ bekende hij. ‘Het leven in het hotel vind ik miserabel. Ik althans krijg geen voedsel genoeg en moet aanvulling zoeken in brood. Constant loop ik met een hongerige maag rond.’
55