vendien twee gevallen van kinderverlamming en difterie in de groep hadden voorgedaan, werd deze termijn inderdaad op 24 maart verlengd. ‘Iedereen was opgelucht,’ schreef Renata Laqueur in haar dagboek. ‘Want verlenging van quarantaine betekende immers uitstel van het werk, en zoveel hadden wij al wel van het werkkamp naast ons gehoord, dat wij begrepen dat wij geweldig boften als wij het hier nog een paar weken konden uitzingen.’
Ook Philip Mechanicus werd ziek. In april slaagde hij erin om voor de laatste maal een levensteken naar zijn familie in Amsterdam te zenden. Op het kaartje, dat was geadresseerd aan Ruth Mechanicus, werd de juiste datum door de Duitse censuur onzichtbaar gemaakt, hoewel de maand, april, leesbaar bleef. De tekst van dit kaartje, in het Duits geschreven, luidde: ‘Bin wieder gesund nach meiner Ohrentzündung. In April viele sonnige Tage, jetzt kälter. Empfang von Paketchen ist erlaubt; gerne Naschereien, Käse, Rauchtabak. Befrage Vosje und Ben. Bitte schreibe mir einige Zeilen. Viele Grüszefür alle. Paps. Philip Mechanicus, Bergen-Belsen bei Hannover, Aufenthaltslager. Barak 12.’ Mechanicus verstuurde dit kaartje waarschijnlijk eind april 1944, toen zijn groep niet langer in quarantaine verbleef. Vanuit Nederland werd vrij snel op Mechanicus’ oproep door de familie en kennissen gereageerd. Men zond hem pakketjes en brieven, maar het is niet zeker of deze hem hebben bereikt. Na dit laatste briefkaartje werd niets meer van hem vernomen. De gevangenen in Bergen-Belsen mochten één keer per maand een kaartje naar huis schrijven, maar Abel Herzberg meldde: ‘Een postzegel is niet nodig. De briefkaart, waarop 35 woorden mogen staan, komt mét en zonder postzegel niet aan.’
Het is de vraag in hoeverre Mechanicus in Bergen-Belsen met zijn schrijfactiviteiten is doorgegaan. De mogelijkheden daartoe waren er zeker, gezien de dagboeken die andere kampbewoners erop nahielden. Aan het maken van deze dagelijkse notities was een risico verbonden. Louis Tas vertelde: ‘We konden ervoor worden opgehangen. Als ik dat had geweten, was ik waarschijnlijk gestopt.’
Abel Herzberg bevestigde het vermoeden dat Mechanicus in Bergen-Belsen is blijven schrijven. In 1964 verklaarde hij in de Volkskrant: ‘Afgaande op dat, wat ik mij herinner van de spaarzame gesprekken die ik met hem in Bergen-Belsen heb gehad, moet ik aannemen dat hij wel degelijk tot het laatste toe zijn aantekeningen heeft bijgehouden.’
Wat er met Mechanicus’ veronderstelde dagboeknotities uit Bergen-Belsen is gebeurd en waar ze zijn gebleven, is helaas niet bekend.
220