kwam Mechanicus naar me toe en adviseerde me dat ik na de oorlog in het cabaretvak verder moest gaan. Hij vond dat ik talent had. Ik heb iets geantwoord van: Nou, na de oorlog heb ik wel andere dingen om aan te denken, maar ik vond het leuk dat hij zo reageerde.’
Deze revuemiddag vond plaats op vrijdag 7 april 1944, twee dagen voor Pasen. Volgens de aanwezigen was de voorstelling ‘zeldzaam goed’ geweest, voor iets dat in een moeilijke situatie en zonder repetities was ontstaan. ‘Als wij de oorlog op deze manier door konden komen, zou het lang niet gek zijn. Maar het werd anders!’ aldus Renata Laqueur.
Op zaterdag 8 april 1944 werden de kampbewoners opgeschrikt door een hevige, geallieerde luchtaanval op het kamp, waarbij 19 doden en talrijke gewonden vielen. Veel leed veroorzaakten de ss-bewakers op de wachttorens, die in paniek schoten op de in doodsangst heen en weer rennende gevangenen. De quarantainebarakken van de Nederlanders bleven bij de aanval buiten de gevarenzone.
In dezelfde periode arriveerde er een nieuwe groep joden uit Wester-bork. Dit veroorzaakte grote opwinding in het Nederlandse kamp, omdat velen door het hek kennissen ontdekten en iedereen ontzettend naar nieuws uit Holland verlangde. De laatste berichten uit Westerbork werden uitgewisseld en ook deze groep moest enige tijd in quarantaine. In de maanden hierna zouden nog diverse transporten uit Westerbork in Bergen-Belsen aankomen.
Tijdens de quarantaine werden door de barakleider ‘kunst- en cultuurmiddagen’ met joodse liedjes en lezingen georganiseerd, over uiteenlopende onderwerpen als smalfilm en kinderverlamming. De moeder van Louis Tas, Frieda Herzberg, verzorgde een eigen liedjesprogramma.
Ondanks deze vormen van alternatieve en goedbedoelde, doch geforceerde afleiding, groeiden de problemen voor de Nederlanders gestaag. Het gebrek aan eten werd duidelijk merkbaar; de honger sloop langzaam de quarantainebarakken binnen. Zo kreeg men in april dagelijks slechts vier dunne vliesjes kuch met wat jam en ’s avonds driekwart liter koolraapsoep en vier aardappels. Renata Laqueur: ‘Wij waren wild van de honger.’ Later ontvingen de gevangenen per dag veelal niet meer dan drie sneetjes droog brood en waterkoffie. Als gevolg van de slechte voeding en andere invloeden, steeg het aantal ziektegevallen. Diverse leden van de groep-Mechanicus kregen lichamelijke klachten. In het ziekenhuisje lagen één tyfus- en twee geelzuchtpatiën-ten, waarmee de kans op een langere quarantaine steeg. Nadat zich bo
219