Buigen onder de storm - Levensschets van Philip Mechanicus 1889-1944

blik nog geen opname nodig maakt en dat zij dus eventueel mee kan reizen.’ En voorts: ‘Des avonds Schlesinger ontmoet en hem het geval verteld voor zover betreft de afwijzing van de Antragstelle. Schlesinger: Waarom u niet direct tot mij gewend. Geeft u maar even de naam op. Komt in orde!’

Uit deze fragmenten kan worden opgemaakt dat Annemarie en Mechanicus besloten hadden te proberen alle toekomstige zorgen sämen het hoofd te bieden. Doordat Mechanicus, al dan niet serieus, kenbaar had gemaakt met Annemarie te willen trouwen, ontstond de mogelijkheid dat de twee niet zonder elkaar behoefden te vertrekken. Beiden hadden op dat moment nog Theresienstadt voor ogen, omdat Mechanicus voor deze bestemming op de lijst stond. De complicatie wat Annemarie betrof, was echter dat zij een goede Sperre had, die haar eigenlijk voor alle transporten beschermde. Een ander probleem was Annemaries ziekte. Over de aard daarvan was verder niets bekend, maar een operatie zou betekenen, dat zij niet twee dagen later met Mechanicus mee op transport kon. Annemarie had hem weliswaar verteld dat zij van haar dokter mocht reizen, doch later zou blijken dat zij hierover niet de waarheid had gesproken.

Over de gebeurtenissen van een dag later, maandag 17 januari, luiden Mechanicus’ oorspronkelijke, niet gepubliceerde aantekeningen als volgt: ‘Vanmorgen vroeg al een briefje van de Antragstelle om even te komen: de Obersturmführer en Den Haag hebben het verzoek [van Annemarie om naar Theresienstadt te mogen vertrekken] goedgekeurd; Annemarie moet afstand doen van haar voorrecht, dat zij niet naar het Oosten zal worden abgeschoben. Zij geeft het desbetreffende document [getekend] aan dr. Ottenstein van dz Antragstelle terug.’

Indien de situatie zich zou voordoen, konden Annemarie en Mechanicus gezamenlijk uit Westerbork naar Theresienstadt vertrekken. Deze winst had Mechanicus dus alvast geboekt. Ondertussen deed hij nog steeds verwoede pogingen om aan dit transport te ontkomen. Na het voorval bij de Antragstelle, waar de gepubliceerde tekst van In Dépot de draad weer opneemt, spoedde hij zich naar het gebouw van de Joodse Raad, om te vragen of er uit Amsterdam bericht van mr. Kotting was binnengekomen. Kotting berichtte Mechanicus’ ‘afstammingszaak’ aanhangig te hebben gemaakt bij het bureau van de Rijkscommissaris. Hij was echter niet in staat het desbetreffende verzoek en andere documenten te overleggen, omdat deze in handen waren van andere instanties. In feite kon Kotting dus niets concreets produceren, be

201