25 Annemarie van den Bergh-Riess
In de herfst van 1943 leek het deportatiegevaar voor Mechanicus enigszins geluwd, met name door zijn betrokkenheid bij de zogenaamde Verzoeningscommissie. Toch ging het wederom bijna mis. Alles gebeurde zó onverwachts, dat Mechanicus er in de dagen die voorafgingen aan zijn bij na-deportatie, niets over schreef. Op 13 september noemde hij kort een transport, 24 uur later, naar Auschwitz, zonder zichzelf hiermee in verband te brengen. Zijn eerstvolgende notitie, gemaakt op dinsdag 14 september, was een haastig in zijn schrift neergekrabbeld afscheidsbriefje, met de volgende inhoud: ‘(Vijf uur ’s morgens). Vandaag is mijn vonnis geveld zonder dat ik het vooraf wist. De commandant [Gemmeker] heeft zelf de lijsten opgesteld en aldus mijn protector [Schlesinger] de weg afgesneden om mij nog langer hier te houden. Ik aanvaard dit vonnis met grote gerustheid, in de overtuiging dat ik mijn familiegenoten en vrienden zal terugzien. Hartelijk dank aan mijn vrienden, ook in Westerbork, voor de goede zorgen, die zij aan mij hebben besteed om mij goed en gezond te houden. Ik ga met de beste herinnering aan hen heen. Sterkte voor jullie allen. Tot weerziens. Philip Mechanicus.’
Diezelfde dag, ’s avonds, vervolgde hij opgelucht zijn dagboek, met de woorden: ‘Het vonnis is niet voltrokken, vooralsnog niet.’ Daarna beschreef hij uitvoerig wat er die dag precies was voorgevallen, ’s Nachts kwam plotseling de mededeling dat Mechanicus op transport moest. Er was gebrek aan ‘mensenmateriaal’ en wie geen absolute vrijstelling had moest mee. Gemmeker, die kennelijk geen weet had van de afspraak tussen Schlesinger en Mechanicus, had ook zijn naam aan de transportlijst toegevoegd. Mechanicus was verbijsterd, maar had zich snel in zijn lot geschikt. Hij had zijn spullen gepakt en afscheid genomen van zijn barakgenoten. Vervolgens ging hij op weg naar de trein. Daar klampte hij enkele mensen van de Joodse Raad aan, die hem verzekerden dat er op dat moment nog aan ‘zijn zaak’ werd gewerkt. Na tien minuten kwam dr. Ottenstein, het hoofd van de Antragstelle, de afdeling die belast was met het behandelen van de vrij Stellings aanvragen, aangelopen: ‘Een gebrilde, droge, dorre figuur in stro-geel jasje.’ Hij vertrouwde Mechanicus toe: ‘Wacht u maar hier, ik kom zo terug.’ Na enkele minuten was hij er weer, mét Schlesinger. ‘Blik van ver
194