24 Vluchten?
Naarmate Mechanicus’ verblijf in Westerbork vorderde, werden zijn notities feller en emotioneler. Gedurende de herfst en winter van 1943 en de eerste maanden van 1944, klonken zijn woede en onmacht nadrukkelijk in zijn aantekeningen door: ‘De mensen zijn walgingwek-kend. Hun adem stinkt: hun tong is gedompeld in seksuele drek, die zij onophoudelijk uitbraken. Een voorbijgaande vrouw of meisje is vaak het voorwerp van geile spot, elke opmerking die zich daarvoor leent, geeft aanleiding tot geslachtelijke aardigheidjes. Zoals kleine kinderen zeggen: poep,’ schreef hij. Eind oktober 1943 gaf hij duidelijke signalen omtrent zijn depressiviteit af: ‘Mijn lust tot schrijven is de laatste tijd getemperd (...) Mijn energie laat mij wel eens in de steek en mij ontbreekt de prikkel, mijn notities te maken (...) Zeker is, dat het leven hier afstompt en dat men zich tegen deze afstomping voortdurend verzetten moet om van het leven nog iets te maken. Dat kost energie.’ Op maandag 7 februari 1944, de eerste dag van zijn 16de maand in het kamp, gaf Mechanicus toe: ‘Ik heb er meer dan genoeg van, méér dan (...) Ik ben hard op weg een mensenhater te worden (...) Ik haat de massa, die slechts toegankelijk is voor demagogie en kleine middelen en die als kleine kinderen reageert.’
Een interessant aspect aan Mechanicus’ verblijf in Westerbork, is de vraag of hij zich in werkelijkheid zo afstandelijk, bijna stoïcijns, gedroeg als zijn dagboek vaak suggereert. Uit de gesprekken met de ooggetuigen die Mechanicus in Westerbork hebben gekend, komt een wat ander beeld van hem naar voren; een indruk die meer overeenstemt met Mechanicus’ onstuimige karakter.
Hanneke van den Bergh was van mening: ‘Mechanicus filosofeerde veel en baseerde daar theorieën op. Hij was privé over het algemeen anders dan uit zijn dagboek blijkt: somber, melancholiek, pessimistisch en ongewoon fel. Ik geloof dat hij daar bezorgd over was, dat die woede hem nog eens de das om zou doen. Hij was overal kwaad om. Bij ons was dat anders. Dat had te maken met de mate waarin bepaalde gebeurtenissen je persoonlijk troffen. Maar bij hem niet. Hij zag van alles.’
Ze wees erop dat Mechanicus over een flinke strijdlust beschikte: ‘Ik had aldoor het gevoel dat hij wraak wilde nemen, op de Duitsers en de
189