22 Onderlinge spanningen
Een vast onderdeel van het dagelijkse programma in Westerbork was het onderlinge geruzie van de kampbewoners. Overal werd over gestreden en gescholden. Het gekibbel kende allerlei oorzaken: de grote mensenmassa op het veel te krappe kampterrein, de onderlinge machtsverhoudingen, de slechte sanitaire voorzieningen, het gebrek aan privacy en eten, de wedloop om baantjes en het gevecht om uit de transporten te blijven. Veel geruzie deed zich voor bij de kachels in de barakken, waar elk uur van de dag drommen mensen stonden te wachten om hun schamele voorraadje eten te bakken of op te warmen. ‘Bijna alle uitbarstingen komen bij en over het kacheltje,’ aldus Mechanicus.
Ook de verschillende opvattingen binnen de vrome, orthodoxe en de vrijzinnige, meer geassimileerde stromingen zorgden voor onenigheid. Zo beschreef Mechanicus op 3 juli 1943 deze woordenwisseling over de sabbat: ‘Je bent een jood en je hebt je te houden aan de wet. Je weet heel goed, datje op sjabbes niet met vuur mag omgaan. Jij rookt dan geen sigaretje, maar je vroomheid kunnen ze me gestolen krijgen. Je moet me maar eens zeggen wat het roken van een sigaret met godsdienst te maken heeft. Snotneus, ik kon je vader wel zijn. Jullie hebben geen eerbied voor de ouderdom en niet voor de Torah. Jullie hebben het onheil over ons gebracht. Hitler is een werktuig in de hand van God om jullie te straffen. Denk daar maar ’s over na.’
De ernstigste spanningen waren die tussen de Nederlandse en Duitse joden. Hun onderlinge afkeer was vaak zó groot, dat deze zich soms liet vergelijken met de haat die de totale joodse gemeenschap had tegen de Duitse bezetters. In juni 1943 maakte Mechanicus melding van het volgende: ‘Dezer dagen kregen een Nederlandse en een Duitse jood onenigheid over een plaats op een bank. De Nederlander, die er zat, stond bij het naderen van een vriend op om hem te begroeten; de Duitser maakte van de gelegenheid gebruik om de plaats te bezetten. De Nederlander wendde zich na het gesprek tot de Duitser en zei: Pardon, mijnheer, die plaats is bezet. De Duitser, kwaad, brieste: Bezed, bezed, wie ist eigentlich bezed, die Deutscher of die Hollander?’ Mechanicus greep juist dit incident aan om uitgebreid de haatgevoelens tussen de beide groepen te beschrijven, ‘niet om de grofheid van het grapje zelf, maar omdat het precies uiting geeft aan de werkelijke gevoelens van de
176