sen van lagen zilverpapier van condensators uit radiotoestellen. ‘Of dat nu een promotie is, weet ik niet. Daarin verdiep ik mij ook niet,’ meldde hij mokkend in zijn dagboek. Na een enkele dag maakte Mechanicus zelfs promotie: hij werd benoemd tot opzichter bij het foliënsorteren, zeer tegen zijn zin. ‘Ik gevoel mij voor deze functie niet capabel, heb geen koeliedrij vers aanleg.’ Zodra de andere werkers vernamen dat hun opzichter de schrijver was van een boek over Rusland, stelden zij hem talrijke vragen over dit onderwerp, waarbij het werk er steeds meer bij inschoot. ‘Zonder deze discussies zou ik mij stierlijk verveeld hebben,’ bekende hij op 7 december.
Volgens Mechanicus heerste er een ongeschreven, rebels doch gezond, beginsel in de foliënzaal: ‘Wees lui, maar wees het goed en consequent; het is voor een goede zaak.’ Die goede zaak bestond erin een zo klein mogelijke bijdrage aan het Duitse oorlogsbedrijf te leveren. Zelfs de komst van een plaatsvervangend leidster om hem ‘terzijde’ te staan, weerhield de foliënplukkers er niet van regelmatig een gedeelte van hun dagelijkse produktie door de latrine te spoelen.
Dit ondermijnende werk van Mechanicus’ foliënsorteerders bleef niet lang zonder gevolgen. Enkele weken later werd hij ontslagen als opzichter en kon hij weer als gewoon foliënsorteerder aan de slag. Ondanks deze tegenslag slaagde hij erin zich bezig te houden met het halen van thee en kranten uit de Centrale Keuken, een luxe karweitje waarover hij opzettelijk veel te lang deed. ‘Lijntrekken heet dat in goed Nederlands: de tijd moet dood,’ gaf hij in zijn dagboek ronduit toe.
In februari 1944 werd hij door zijn nieuwe chef, de heer Brauner, door Mechanicus omschreven als een ‘vent met een dure jekker en een pooi-erspet op,’ gesnapt toen hij in de foliënbarak in zijn dagboek zat te schrijven. Voor straf moest hij buiten in de regen stro uit matrassen verbranden. Mopperend deed hij wat van hem verlangd werd. Opstandig overwoog hij direct om het hele kamp in brand te steken. In zijn dagboek noteerde hij, verlekkerd door zijn pyromaanfantasie: ‘En toch fluisterde het duiveltje: Jong, als de boel eens in lichtelaaie ging, die rotzooi in vlammen opging!’
Enkele dagen later kreeg hij opnieuw ruzie met Brauner, omdat hij, in plaats van te werken, in de Centrale Keuken stond te schuilen tegen de hagel. Mechanicus werd ter plekke gedegradeerd: hij mocht geen koffie en thee meer halen, alleen nog maar foliënplukken.
‘Stik!’ schreef hij, ‘de rotzak. Zo zijn de kereltjes hier: misbruik van macht, samenklitten van de Duitsers. Maar intussen ben ik mijn contact
174