Eén getuige, de heer W. Eleveld, kon zich Mechanicus herinneren als de ‘kampioenlijntrekker’ van Westerbork. ‘Zo noemden we hem tenminste,’ vertelde hij. ‘Ik weet dat hij op een gegeven moment in de werkplaats accu’s of zo moest slopen, maar hij nam telkens mooi de kuier. Hij liep dan met zo’n boekje om notities te maken en ach, dat kon ons eigenlijk niet eens zoveel schelen.’
Op 24 oktober 1943 moest Mechanicus er tóch aan geloven en werd hij ingedeeld bij het peulvruchtensorteren, ofwel het erwten- en bonenlezen. Hij deed hierover zijn beklag bij de leider van de werkindeling, omdat hij vond dat dit werk beneden zijn stand was. De leider antwoordde prompt: ‘U vindt bij het peulvruchtensorteren een keur aan intellectuelen, wij zijn objectief te werk gegaan.’
Mechanicus mopperde in zijn dagboek: ‘Alsof ik in mijn leven niets anders heb gedaan dan tuinbonenlezen, in plaats van boeken en kranten.’ Veel bracht hij echter niet van zijn klus terecht. Door tussenkomst van opnieuw de Duitser Trottel werd hij van zijn bonenleestaak ontheven. Trottel had bij enkele hoogwaardigheidsbekleders aangevoerd dat het een ‘schandaal was, een man, die zijn natuurlijke functie van schrijver dagelijks uitoefende (...) onder de rechtstreekse bescherming van Schlesinger, te belasten met het geestdodende werk van bonenlezen.’ Op grond van deze argumenten werd Mechanicus ‘vrijgelaten’. ‘Ik ben één der weinigen in het kamp, die officieel niets doet, maar schamen doe ik mij er niet voor. Het grootste deel van het werk geschiedt tenslotte ten gerieve van de Duitse Wehrmacht. En daartoe voel ik mij niet geroepen,’ rechtvaardigde hij op 30 oktober 1943 zijn vaste voornemen om het arbeidsproces in Westerbork te ontduiken.
In deze fase van zijn verblijf in het kamp werd hij steeds brutaler. Als hij rustig wilde werken, toog hij ’s avonds of op zondag naar het kantoor van Schlesinger. Daar was op die tijd vaak niemand en hij kon er genieten van de rust en de stilte. ‘Het rijk alleen (...) Dankbaar uit de druk, uit het lawaai van het menselijk apenhuis, uit de ruzies, uit de stank, uit de opeengepaktheid (...) ’s Avonds dankbaar en voldaan naar bed, uitgerust door de rust (...) De mens wordt hier een egoïst: ik heb angstvallig mijn mond gehouden over mijn schuilplaats, uit vrees dat op zondag daarheen de trek gaat en het zelfgeschapen privilege dan uit is,’ schreef hij op 28 november 1943.
Precies vier weken kon hij het lijntrekken volhouden. Op 1 december kreeg hij tóch weer een nieuw baantje: foliënplukken. Dit was het split
173