was dat Elias’ zuster Grietje Gompes-Mechanicus enkele uren eerder, op dezelfde dag, óók het leven schonk aan een zoon, Herman. Beide kinderen werden vlak na elkaar in hetzelfde geboorteregister ingeschreven. Benjamin en Louisa werden aldus in één nacht twee kleinzoons rijker.
Sarah en Elias woonden in 1889 in de Rapenburgerstraat 50, vlakbij het Jonas Daniël Meijerplein. Philip werd op dit adres geboren. Hij was de eerste van acht zoons die Sarah zou baren. Na Philip volgden Benjamin (1890), Jacob (1893), Joseph (1895) en het nakomertje Louis (1901). Drie andere jongens stierven al jong.
De familie Mechanicus zou tot augustus 1891 in de Rapenburgerstraat blijven. Het was een arm gezin in een straat met louter andere arme families. Vlakbij het gezin Mechanicus woonden Jochem en Betje van Praag, respectievelijk diamantbewerker en textielverkoopster. Hun eerste zoon, die eveneens Philip heette, werd in 1887 geboren. De beide jongens raakten vermoedelijk al in hun kleuterjaren met elkaar bevriend, en deze vriendschap hield tot aan de Tweede Wereldoorlog stand.
Vrijwel iedereen die nu nog herinneringen aan Sarah en Elias heeft -dit zijn voornamelijk hun latere kleinkinderen - situeert het leven van de beide grootouders en hun zoons voor een groot deel in de Lange Houtstraat, in de oude Amsterdamse jodenbuurt. De Lange Houtstraat bestaat niet meer, maar deze lag haaks op het Waterlooplein, ter hoogte van waar nu het stadhuis en operagebouw (Stopera) zijn gevestigd.
Voordat het gezin Mechanicus definitief in de Lange Houtstraat terechtkwam, in april 1902, veranderde het nog diverse malen van woning. Speurwerk in het Gemeentearchief van Amsterdam leverde een reeks verschillende adressen op: Rapenburgerstraat 50, Kerkstraat 32, Nieuwe Kerkstraat 77, Zanddwarsstraat 6, Uilenburgerstraat 90 en de Korte Houtstraat 12.
Het leven was voor Sarah en Elias verre van gemakkelijk. Zoals vele buurtgenoten moesten ze sappelen voor hun geld. Elias stond officieel te boek als kleermaker, maar in de praktijk kwam dit neer op voddenrapen en de handel in lompen. Zijn kleindochter Juul (Julia), Philip Mechanicus’ tweede dochter, vertelde dat haar grootvader een bijnaam had: hij werd ‘Eli Snees’ genoemd. Juul pakte het woordenboek erbij om de juiste verklaring voor ‘snees’ te zoeken: ‘Een sjaggeraar, een opkoper van gestolen goed. Hij was beslist geen bonafide handelaar.’
Veel geld leverde Elias’ gescharrel niet op. Sarah was gedwongen eveneens te werken. Volgens Juul ‘deed ze iets’ in band en garen. De
19