een beeld willen vormen van wat hier is gebeurd. Ik heb dus de plicht met schrijven door te gaan.’ Op 5 juni 1943 meldde hij aan Jo Heinsius: ‘Ik werk weer regelmatig voor mijzelf en koester de hoop, dat ik dit werk nog eens vruchtdragend zal kunnen gebruiken.’
Mechanicus streefde ernaar alle aspecten van het leven in het kamp te belichten. Met name benadrukte hij daarbij de menselijke (machts)-verhoudingen, de allesbepalende factor. Al op de eerste pagina’s van In Dépot signaleerde hij de onmacht en de moedeloosheid waarmee de kampbewoners dagelijks werden geconfronteerd in de ongelijke strijd tegen deportatie. Zeer uitvoerig rapporteerde hij over de wekelijkse transporten en alles wat zich in verband hiermee afspeelde.
Wat deed Mechanicus om zijn tijd te vullen? ‘De hele dag ben ik bezig,’ liet hij op zaterdag 29 mei 1943 weten. ‘Verveel mij geen ogenblik, kom soms haast tijd te kort. Plicht is plicht, arbeid adelt. Ik schrijf een groot deel van de dag, soms begin ik al ’s morgens vroeg om half zes, soms ben ik nog bezig ’s avonds na bedtijd, om mijn indrukken of belevenissen van de dag samen te vatten, schaak een paar partijtjes per dag, lees de kranten aandachtig, praat met de mensen, met dokters, broeders, patiënten, maak bezoeken in het kamp in de middaguren.’
Het schaakspel werd door Mechanicus veelvuldig in Westerbork beoefend. Tegen Oberdienstleiter Kurt Schlesinger typeerde hij dit spel als volgt: ‘Schaak is een fijn spel van het evenwicht, voor sterke geesten. Het is een spel van de oorlog.’ Mechanicus slaagde erin een voor hem zeer belangrijk attribuut het kamp binnen te halen. Vol trots meldde hij schaak te spelen op zijn ‘oude zak-schaakbordje, dat nu al bijna 25 jaar oud is en waarop ik in de nacht zovele partijtjes met mijn collega’s van de krant heb gespeeld.’ Hij deed mee aan wedstrijden en competities. Bij alle oorlogsellende stortte Mechanicus zich geestdriftig in een andere strijd: ‘twee schaakcompetities tegelijkertijd...’
Het leven als zogenaamd lopend patiënt bood hem vele voordelen. Hij was vrijgesteld van de plicht om te werken en hij mocht zich geregeld buiten het ziekenhuis begeven. ‘Sedert een paar weken krijg ik een door mijn arts en dr. Spanier getekend briefje, dat mij recht geeft, buiten het ziekenkamp, dat van de rest van het kamp door prikkeldraad is afgescheiden, bezoeken te brengen in woonbarakken. Aldus kan ik het kamp in ogenschouw nemen en mij van verschillende omstandigheden op de hoogte stellen. Dit ter verklaring, hoe het komt dat ik over bepaalde dingen aantekeningen in mijn dagboek kan maken,’ legde hij uit.
Abel Herzberg schreef na de oorlog over Mechanicus’ aanwezigheid
160