van het kamp zelf. Als ratten stierven deze oude, ontwortelde mensen in het kamp; als minder dan vodden werden hun overblijfselen in het crematorium verbrand (...) Thans is men bijna aan het slot: de joden, die nog in Amsterdam verbleven, zijn in opeenvolgende transporten van ongeveer tweeduizend per trein het kamp binnengebracht, eveneens in beestenwagens: de laatste resten van het proletariaat en de kleine burgerij en een groot deel der joodse intellectuelen.’
In Westerbork bestond tot in 1943 voor buitenstaanders een beperkte mogelijkheid om de kampbewoners te bezoeken. Dit kon slechts na speciale toestemming van de kampautoriteiten. Tijdens zijn eerste maanden in Westerbork zinspeelde Mechanicus in zijn brieven een enkele maal op deze mogelijkheid. Aan Ruth schreef hij: ‘Ik ben verheugd datje zo gunstig over Jan denkt. Ook ik vind dat hij een goed karakter heeft en zich prachtig gedraagt. Ik wou dat ik hem weer eens kon ontmoeten. ’ En aan Jo Heinsius: ‘Ik zal proberen een introductie te krijgen voor Jan, dan kan ik hem het een en ander vertellen en dan kan hij het jou doorgeven. Jij zult moeilijk van je bezigheden weg kunnen, denk ik.’ Met ‘Jan’ werd Jan Schaap bedoeld, de verloofde van zijn dochter Rita.
Jo Heinsius vertelde: ‘De pakjes die wij naar Philip stuurden, gaf ik af bij de Joodse Raad als ik in Amsterdam moest zijn, hetgeen zeer regelmatig gebeurde. Bij hen informeerde ik naar de mogelijkheid om hem op te zoeken. Men vertelde mij dat ik dat beslist niet moest doen, om geen aandacht op mij te vestigen. Misschien houden ze u wel in Westerbork, of trekken ze uw gegevens na, zeiden ze tegen me. Dat kon gevaarlijk zijn, want ik had natuurlijk Juul en Rita bij mij ondergedoken zitten. Toen is het idee ontstaan om Jan Schaap naar Westerbork te laten gaan, wat Mechanicus zelf óók suggereerde.’
Annie Jonkman slaagde erin om voor Jan Schaap toestemming voor een bezoek te bemachtigen. Jan werkte bij de Spoorwegen en kon zodoende vrij gemakkelijk reizen. Hij vertelde dat hij lang heeft geaarzeld alvorens naar kamp Westerbork te gaan. ‘Ik vond het gevaarlijk, want ik zorgde voor diverse familieleden en kon dus absoluut het risico niet lopen te worden gepakt. Maar goed, op aandrang van verschillende kanten ben ik naar Westerbork gereisd. Ik was in feite de enige van ons die hiertoe de gelegenheid had.’
Op zondag 10 januari 1943 stapte Jan Schaap met de fiets in de trein en reisde naar Beilen. ‘Daar ben ik uitgestapt en naar het kamp gereden,
148