‘wegwerken van mijn s.’ Mechanicus schreef: ‘Eén dezer dagen hoop ik hem te ontmoeten...’
Deze voorgenomen ontmoeting zou pas maanden later plaatsvinden. Op 31 juli 1943, toen Mechanicus enkele dagen daarvoor het kamphos-pitaal had verlaten, bracht hij een beleefdheidsbezoek aan dr. Fritz Spanier. De door Mechanicus in zijn dagboek opgetekende dialoog tussen hen geeft definitief uitsluitsel over de vraag wie in eerste instantie zijn beschermheer was. Mechanicus zei tegen Spanier: ‘Ik kom u mijn gevoelens van dankbaarheid betuigen voor wat u voor mij gedaan hebt. U weet toch, dat ik uit het ziekenhuis ontslagen ben? Ik ben er bijna negen maanden geweest. Anders dan mijn gevoelens van dankbaarheid heb ik u niet aan te bieden. Zal nu wel verder zien.’ Dr. Spanier vroeg hem: ‘Nu, wer hat Ihren s weggewischt?’ ‘Ik weet het niet met zekerheid,’ antwoordde Mechanicus, ‘maar ik heb het sterke vermoeden, dat het uw werk is geweest. Dan moet ik u daarvoor nog eens extra bedanken.’ Dr. Spanier maakte vervolgens een afwijzend gebaar: ‘Brauchen Sie nicht.’
Nu de dreiging van een onmiddellijk transport naar Duitsland of Polen was afgewend, kon Mechanicus zich een stuk gemakkelijker in zijn situatie schikken. Rond half december 1942 liet hij wat optimistischer geluiden aan zijn familie en vrienden horen: ‘Mijn gezondheidstoestand gaat goed vooruit en ik zit weer enigszins behoorlijk in mijn vlees volgens mijn verpleger.’ Hij was zeer gelukkig met de voedsel-pakketjes die hem met grote regelmaat werden toegezonden: ‘Wij zijn vaak net een troep stoute kinderen, die, soms met afgunst, in eikaars pakketjes gluren om te zien wat er in zit,’ schreef hij aan Jo Heinsius. ‘Je kunt je misschien intussen indenken, hoe blij ik mij vaak voel met dit contact der pakketjes. Ieder onzer heeft zijn zorgen over zijn verbindingen met de buitenwereld en menigeen zit in zak en as.’
Mechanicus beklaagde zich over het gebrek aan privacy. Met name het gezeur over de alledaagse bezorgdheden irriteerde hem. ‘We liggen hier met ons twintigen, volwassenen en kinderen dooreen. Het wrede lot mag dan arm en rijk hebben samengeveegd op één grote vuile hoop, hen één-en-dezelfde harde weg doen gaan, maar dat wil nog niet zeggen, dat er geen verschil meer bestaat.’ Het werkeloos en zinloos liggen werd voor hem een zware opgave, ‘waarbij mijn temperament wel eens oploopt. Aan het intellectuele peil van mijn omgeving ontbreekt wel het een en ander; ik zoek compensatie,’ liet hij Jo Heinsius weten. Jean-ne van den Berg-van Cleeff kwam tijdens haar nachtdiensten regelma
146