weduwe betrof het hier een brief van ‘een vriendin van Philip Mechanicus, die bij De Miranda in de cel zat.’ Deze beschrijving had ongetwijfeld betrekking op Olga Moskowsky-Elias.
Het bestaan van deze brief toont aan dat Olga, persoonlijk of schriftelijk, met Mechanicus contact onderhield toen deze in het Huis van Bewaring zat. Het verzoek aan Olga om een briefje naar De Miranda’s echtgenote te schrijven, kan immers pas zijn gedaan nadat Olga en Mechanicus elkaar hierover hebben gesproken of geschreven.
Degene die uit eigen ervaring belangrijke informatie over Mechanicus kon verschaffen, was de arts dr. Elie A. Cohen, bekend van zijn proefschrift over de Duitse vernietigingskampen en diverse boeken over zijn eigen ervaringen in deze kampen. Cohen was ten tijde van de oorlog werkzaam in een Groningse plattelandspraktijk in Aduard. Zijn vrouw en hij werden gepakt tijdens een door verraad mislukte vluchtpoging naar Zweden. Ook zij kwamen, omstreeks half augustus 1942, in het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg terecht. Cohen leerde Mechanicus pas de nacht vóór hun transport naar Amersfoort kennen. Elie Cohen deed over zijn belevenissen met Mechanicus aan de Amstelveenseweg en later, in Amersfoort, uitgebreid verslag.
Terugrekenend zei hij: ‘Ik moet Mechanicus hebben ontmoet op zaterdag 24 oktober 1942. Die dag zouden we op transport gaan, ’s middags om een uur of vijf. We kwamen allemaal in een rij te staan en vroegen aan de bewakers wat de bedoeling was. Zij vertelden ons dat we naar Amersfoort gingen. Jullie boffen, zeiden ze nog, want jullie blijven tenminste in Nederland. Ik had echter over Amersfoort gehoord dat het een slecht kamp was en ik was dus helemaal niet blij dat we uitgerekend daarheen gingen. Maar het transport ging plotseling niet door. Waarom weet ik niet. Het hele gezelschap werd opnieuw in groepjes verdeeld en met een man of vijf, zes, werden we in eenpersoonscellen gestopt. Bij mijn nieuwe groepje zat Philip Mechanicus. Ik hoorde van hem dat hij journalist was. Hij bleek nog drie sigaretten in zijn bezit te hebben. Die brak Mechanicus doormidden en we kregen allemaal een halve sigaret, die we direct oprookten. Dat was een nobel gebaar hoor, want een halve sigaret was een waar geschenk onder die omstandigheden.’
In hun benarde positie en wachtend op de dingen die komen gingen, brachten Cohen, Mechanicus en hun celgenoten de nacht door. ‘We praatten wat met elkaar, niet over specifieke zaken, althans dingen die
126