In het vierde knipselboek zijn de artikelen verzameld die Mechanicus in oorlogstijd schreef, zoals zijn Dierenportretten uit Artis, de stukjes onder de schuilnaam Père Celjénets en de artikelen uit de serie Onder de Keizerskroon. Opvallend is de tekst op het schutblad van dit boek: ‘Artikelen voor het Algemeen Handelsblad in den tijd van 10 mei 1939 tot 15 juli 1942.’ Mechanicus vergiste zich; hij liet de Tweede Wereldoorlog in Nederland een jaar te vroeg beginnen. Ook de tweede datum, 15 juli 1942, duidt op een misverstand. Wellicht bedoelde Mechanicus het moment waarop hij bij het Handelsblad op non-actief werd gesteld. Dit vond echter plaats op 15 juli 1941. Deze vergissingen tonen aan dat de verzameling in snel tempo is samengesteld, en niet van dag tot dag is bijgehouden. Anders valt niet te verklaren, dat hij in bundel 1 met knipsels uit 1940 begint en met stukjes uit 1930-1936 eindigt. Hij kan deze dus pas op z’n vroegst in 1940 in het boek hebben opgenomen. Voor boek 4 geldt hetzelfde. Vermoedelijk heeft Mechanicus zijn artikelen in de eerste oorlogsjaren, binnen een kort tijdsbestek, ingeplakt. Gezien de haast kon hij daarbij geen aandacht besteden aan de chronologie.
Kennelijk heeft hij gewild dat zijn journalistieke erfenis - althans een deel daarvan - voor het nageslacht bewaard zou blijven. In dat verband ligt het voor de hand dat hij zijn verzameling ook zélf bij het Nederlands Persmuseum heeft ingeleverd. Een bescheiden aanwijzing maakt deze veronderstelling nog iets aannemelijker. In een van zijn Keizerskroon-artikelen noemde hij het Persmuseum, dat in 1941 op de Nieuwezijds Voorburgwal was gevestigd, relatief dicht bij de kantoren van het Algemeen Handelsblad.
Over Mechanicus’ handel en wandel in de weken vóór zijn arrestatie, zei dochter Juul: ‘Volgens mij bezocht hij uitgerekend in die tijd veel van zijn oude vrienden.’ Dat haar herinnering juist was, bleek uit het verhaal van Bea Polak-Biet, die in een van de eerdere hoofdstukken al aan het woord kwam. Haar ouders, Simon en Leen, waren goed met Es-ther en Philip bevriend geweest, ook tijdens hun Indische jaren. ‘Mijn vader overleed in 1919, toen we in Indië waren,’ vertelde ze. ‘Mijn moeder en ik zijn daarop teruggegaan naar Holland. Ik was heel klein. Ik weet dat mijn moeder in Nederland nog een tijdje omgang had met Es-ther. Daarna is de vriendschap verwaterd, vooral na haar echtscheiding.’
Zeer onverwachts zou het contact tijdens de oorlog weer worden hersteld. Bea: ‘Ik woonde in september 1942 nog bij mijn moeder. Op een
113