De Arbeidsovereenkomsten in de Diamantindustrie

84

b.    het na de levering is te niet gegaan

c.    of nadat de aanbesteder in gebreke was gebleven het werk op te nemen en goed te keuren, terwijl dan sommigen nog een verschil maken:

d.    of het goed door vis major verging terwijl het toch in dien staat was dat de besteller het goed kon keuren. Dan kan de aannemer vol of gedeeltelijk loon recla-meeren ').

Maar sub Ia, moet de aannemer toch instaan voor risico, indien hij:

1°. van het gebrek in de stof kennis droeg;

2°. als hij dat gebrek ontdekte zonder ervan kennis te geven aan den besteller;

3°. bij gewone zorg of zelfs bijzondere zorgvuldigheid dat gebrek had moeten of kunnen ontdekken ^!).

En sub Ib, ofschoon het werk verging na de levering, had de aannemer niettemin hoegenaamd geene aanspraak, als het werk klaarblijkelijke feiten droeg en de besteller het goed niet uitdrukkelijk had goedgekeurd ’).

II.    Een tweede meening echter vond het beslissende moment niet liggen in de opname van het werk, maar in de voltooiing daarvan. Ook dus als nog niet was geleverd maar het werk voltooid was toen het verging, kreeg de aannemer recht

III.    op vol loon ⁴), terwijl eene derde opinie, naar analogie met den zakenhuur, steeds kwantitatief vergoedde en loon toekende voor hetgeen inmiddels was gemaakt.

buiten beschouwing, voornamelijk omdat het hier irrelevant is, waar de diamantwerker nimmer de stof (diamant) zelf levert.

‘) A. L. R. I, 11 § 960. Österr. § 1157. C. N. 1790, B. W. 1641 sqq. Zwitserl. 367, Bayr. Entw., 526. Dresd. Entw. 639.

’) Guillouard 1. c., Duranton 17, n°. 251. — Dnvergier II, 342. Aubry et Rau IV, 374, noot 8 p. 527. — Colmet de Santerre VII, n° 243 bis — IV; — Laurent XXVI, 14. — Baudry Lacantinerie et Wahl 1861 — 1° Dresd. Entw. 647, j° 639 — Sachs. § 1248 al. 1, — Zwits. 368 al. 1 j° 356 — 2”, 3°. österr. 1157 - A. L. R. I § 11, art. 957 sq. — Bayr. Entw. 527 — Hess. Entw. 242.

³) Guill. II 793, — Pic, p 453.

*) Hess. Entw. 240, 241 — Sachs. B, G. B. § 1249.