73
en leerlingen. Die bazen immers dragen alleen alle risico, wat ondoenlijk ware, als ze geen contróle hadden over hunne personeelen, waarover zij noodzakelijk het geheele recht der „direktive” hebben.
Eéne uitzondering op dit recht der „direktive” is het volgende.
Elke knecht, die onder eenen baas arbeidt, ontvangt van dezen een heel of half partijtje te maken.
Komen de steentjes terug, dan moet de stukwerker, die ze oorspronkelijk ter bewerking had ontvangen, ze zelf afmaken, „rondisten” of „lappen”. Geen collega is daartoe gehouden.
Daarom mogen dan ook de slijpersbazen die geene knechten op vast geld kunnen hebben zitten (waarover in het volgend hoofdstuk meer) niettemin eenen „lapper” engageeren, die altijd en in elk geval alle steentjes moet afwerken die de baas hem tot dat einde in handen geeft.
Dit dan betreffende des arbeiders hoofd verplichting: den bedongen arbeid te leveren.
Een tweede contractueele plicht, die daarmee hand in hand gaat, is die tot teruggave, tot levering van den bewerkten diamant. Dit is eene plicht van den arbeider, maar bevat tevens een recht van hem.
Hij moet leveren, maar heeft er tevens recht op, dat de juwelier dat werk opneemt.
Toch is alleen bij „aanneming” deze materie wettelijk geregeld. Voor arbeiders in dienstbetrekking bestaan er geene bepalingen daaromtrent, zelfs niet in het Ontwerp-Drucker.
Wij zullen daarom de bepalingen, die de wet bij de „aanneming” neerschrijft, zooveel mogelijk analogice hebben toe te passen.
De wet dan erkent in artt. 1643 en ’44 B. W. het recht van den werkman, het werk te laten opnemen.
Dit geschiedt hier, doordat de juwelier of diens gemachtigde het werk naziet en aanneemt. Is dan niet meteen gezegd, dat de werkman nog hebbe te „lappen” of te „rondisten”, dan is de werkman van het partijtje „af” en hoeft hij er niets meer aan te doen.