43
Behalve de bovengenoemde schriftstukken kunnen hij het bewijs der overeenkomst nog in aanmerking komen de arbeidslijsten en arbeidskaarten (Artt. 10 en 11 Arbeidswet), die echter slechts bewijs kunnen geven van eene bestaande betrekking en niets inhouden van den aard van het opgedragen werk of de daarbij gestelde condities, ofschoon ze nooit vóór den werkgever kunnen bewijzen, omdat het geschrift van hem zelf afkomstig is.
Verder schriftelijk bewijs, dat reeds bij het aangaan van eene overeenkomst in de diamantindustrie kan bestaan, bevatten o. a. de arbeidsboekjes van het Ontwerp Drucker, de leerlingkaarten en de leerlingregisters van den A. N. D. B. waarover later meer.
Wij hebben dus gezien , dat tot het sluiten van een diamant-bewerkerscontract geene bizondere vorm vereischt wordt, dat m. a. w. door de enkele toestemming van partijen bet contract ontstaat. Die toestemming kan door partijen rechtstreeks gegeven worden, kan ook evenwel door tusschenpersonen geschieden.
Soms n.1. komt namens den werkman een loopjongentje den juwelier „werk” vragen.
Nu kan men op twee wijzen door middel van een ander een contract sluiten.
Of deze derde vervult de functie van eenen bode, en is te vergelijken met een levenden brief, óf hij kan wezen iemand die vóór en namens een der partijen handelt, iemand vertegenwoordigt 1).
Wanneer is zoo’n derde nu bode, wanneer vertegenwoordiger? Met Jherings antwoord „der Stellvertreter unter-scheidet sich vom Gehiilfen dadurch, dass seine Mitwirkung am Rechtsgeschaft juristischer Natur ist” hebben wij hier weinig.
Want wat de loopjongen doet is tweevoudig te construeeren. De practische moeilijkheid zit ’m namelijk daarin, dat — althans bij slijpers — het partijtje diamant teruggegeven mag
') Jhering, Jahrb. I. |>. 278.