De Arbeidsovereenkomsten in de Diamantindustrie

Titel
De Arbeidsovereenkomsten in de Diamantindustrie

Jaar
1900

Pagina's
136



37

ontvangen te hebben ') of zoo groote waarde te hebben ontvangen als de juwelier reclameert. Hoe staat het dan met het bewijs?

De werkman brengt geen band op papier. Is de waarde van het te bewerken partijtje diamant minder dan 300 gulden, dan is getuigenbewijs toegelaten, ofschoon in den regel alleen de compagnon of de kantoorbediende van den werkgever van de handeling kennis droegen en deze laatsten op grond van art. 1950, 3<> kunnen worden gëécarteerd.

Bevatte het partijbriefje naar beweren van den juwelier grooter waarde dan , /? 300 wat geen zeldzaam verschijnsel is, dan is de juwelier aangewezen op de eed van den werkman.

Nu geeft art. 1919 B. W. aan het boek van den koopman tegenover den niet-koopman eenige bewijskracht, alleen echter ten aanzien der hoedanigheid en der hoeveelheid der leveran-ciën. En nu is het ter bewerking geven van eene hoeveelheid grondstof geene „leverancie”, blijkt verder uit de woorden «mits het van elders bewezen zij , dat de koopman gewoon was aan de tegenpartij dergelijke leveringen op crediet te doen”, dat dit artikel alleen betrekking heeft op geregeld koopen-op-crediet, terwijl 1919, gevende een uitzonderingsrecht op den regel dat niemand zich te zijnen gunste op zijne eigen schrifturen mag beroepen, zoo strikt mogelijk moet worden uitgelegd. 2) Zoodat de juwelier zich ook niet op zijn boek mag beroepen. Hij is dus geheel en al aan de eerlijkheid en trouw van den werkman overgelaten.

Van de zijde van den werkman:

*) De rechten en plichten van partijen in een arbeidscontract ten opzichte van de opdracht en levering van werk zijn niet wettelijk geregeld. Voor levering zullen we analogie moeten inroepen met de „aanneming”, voor de opdracht en daaruit te vorderen teruggave, moeten omzien naar de bewaargeving. Dat echter de juwelier, die den werkman eenig goed ter bewerking gegeven heeft, dit laatste niet als „bewaargever” terugeischt, is, met het oog op artt. 1766 j° 1652 wel duidelijk. Trouwens, anders zon ook een huurder, een bruikleener, of een vennoot: bewaarnemer kannen heeten.

*) Zie vonnis Kb. Amsterdam W. 6499 en de overweging voorkomend in het arrest Hof ’sGravenhage W. 7162 en de woorden van D. C. v. Tienhoven: „au civil la loi n’admet le livre, que comme preuve des accessoires”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.