30
brengen. De aartsvaderlijke toestanden schijnen de beste te zijn.
De slijper, aannemer van werk, treedt dikwijls als ondernemer op, als „baas�_ en neemt dan, juist zooals we bij klovers- en snijdersbazen gezien hebben, werkvolk in dienst dat op vast geld of bij stukloon betaald wordt. Zij nemen hun volk aan als „knecht�_. De slijpersbaas zorgt voor werk, maar de knechten mogen niet te laat op het werk komen, niet wegblijven van liet werk, hebben geen gezag over den versteller, (over wien later meer) en moeten, zoo ze stukloon ontvangen, een „bazenloon�_ zich laten in rekening brengen. Ze zijn dus partijen in een arbeidscontract, daar ze zich in dienstbetrekking bij den slijpersbaas hebben begeven. De tijdloon-ontvangers heeten vastgeld-werkers, degenen die stukloon betaald krijgen: „eigen kosten-werkers�_. Ziehier waarom. Ze ontvangen van hunnen baas hetzelfde loon als deze van den juwelier krijgt, moeten daarentegen alle gemaakte kosten uitleggen, waaronder ook het loon van den versteller begrepen is, en bovendien 10°/0 van het bruto-loon betalen, dat hun eveneens als „kosten�_ in rekening wordt gebracht.
Op het einde der week wordt met den slijpersbaas afgerekend op zoogenaamde „kostenbriefjes�_ van dezen inhoud ‘).
KOSTEN.
Dagen Molenhnnr f
Molenlicht.......... „
Verstelpit........... „
Verstellicht......... „
Versteller........... „
Boort................ „
Schijven............ „
10%................. „
Naam:..................
Gemaakt
.........No..........Lr.
......... n rt •
......... n n ■
......... n « ■
Bedrag f .......
Kosten „ .......
Totaal f ......
Gaan de kosten het loon te boven, dan krijgt de eigenkostenwerker niets uitbetaald van den slijpersbaas, maar is tegenover dezen dan ook tot geene vergoeding van de meerdere kosten gehouden.
We spraken daar van eigenkosten werkers, die arbeiders zijn in eene dienstbetrekking. Er is echter nog eene andere cate-
') Zie bijlage 1.