„Mannie, mannie!” Dc wagen reed zeer snel en ’t dikke Hondje dat zich haasten wilde om bij ’t lieve Vrouwtje te komen . . .
Liep radikaal onder dc auto.
’t Jankte. Willy gilde als ’n bezetene, vloekte en raasde tegen de auto, die vol dédain in ’t donker was doorgereden.
Toen liep ze naar ’t bloedend lijfje toe, dat steunde zacht, hijgde, ’t Andere meisje was resoluut en duwde onder woest protest van Willy ’t ziel-toogende hondje in ’t water. Willy wilde haar dc oogen uitkrabben, begreep niet, waarom ’t vriéndelijk meisje ’t dier met haar paraplu onder hield. Toen ging Willy naar huis. Ze sliep on-middellijk in.
’s Morgens zocht ze naar ’t Hondje, dan raasde ze. Nu was er niets meer in ’t leven van Willy. . . Langzaam werd ze raar in ’t hoofd. De meeste van deze vrouwen zijn geestelijk niet gansch gezond.
’t Werd hoe langer hoe erger, klanten kreeg de lustclooze vrouw met de zonderlinge oogen niet meer, ze kon d’r huur niet meer opbrengen. Ze gilde vaak en stampte zoo luid dat dc bezoekers van haar benedenbuurvrouw ongedisponccrd werden. Op ’n middag hebben ze haar weggehaald. De steeg stond weer vol.
En spoedig daarna luisterden de vrouwen weer
66