VIERDE HOOFDSTUK
DE NIEUWE STER.
Zodra Lode geld heeft, koopt hij zich nu ’n smoking. Hij^ eet liever minder, dan dat hij zich de attributen van ernstig cosmopoliet langer nog ontzeggen zou. Op ’n Zaterdagnacht, als de troep laat uit de provincie terug is, na allerlei wederwaardigheden: Lode had voor schurk gespeeld en men had hem aangeraden heimelijk achterdoor te ontsnappen, omdat de brave Vlamingen hem misschien wel wilden afrossen, men weet nooit; waar ge dus aan zien kunt hoe meesterlijk hij den schurk had uitgebeeld, na genoemde wisselvalligheden treedt Lode tegen twee uur in een Vlaamse cercle binnen, middels de introductie van tante Anastasie. Hij verneemt enkel Frans om zich heen, hetgeen voorzeker het beste bewijs is dat hij terecht is. Immers, het is bekend dat de ijverende Vlaamse kunstenaars altoos Vlaams spreken bij hun bier in de vooravond. Echter, niet zodra verschijnen hun dames, of daar gaat ’t van: Comment fa va, Chère madame de Keukeleere! Lode bevindt zich dus bleek en verlegen tussen de Franssprekende Klauwaards. Het is een eminente compagnie, allen in avondtoilet en als je dan ’n goed jaar geleden uit ’n boerennest komt, valt ’t zwaar zich hier te bewegen of men nooit anders gedaan heeft. Het is anders dan de schurkachtige markies op de planken te spelen? dan overdrijft men — nu ben je timide.
Lode kent niemand, houdt zich op de achtergrond. Laatdunkend doen zelfs de dienaars, ondanks de smoking. Wellicht is zijn hemd niet meer goed glad gestrookt? Hij betreurt, dat hij niemand meegenomen heeft, Lucas of madame Lafleur; hij heeft er op gerekend, bekenden hier te zien.
De Klauwaards, die temiddernacht het Vlaams voor het verraderlijke valse Waals der Leliaards verwisselen, zwieren over de gladde vloer langs hem heen. Maar ziedaar, tussen de dansenden komt ’n bres en daar kijkt de Fries Agricola, onze regisseur mij aan; men zou haast
77