ze, dat hij zich anders kleden moet, zo dat uw figuur beter uitkomt; ze vo,elt hoe slank hij wel is. Volgende ochtend zullen z,e samen ’s ’n passend costuum voor hem gaan kopen op de Chaussée d’Ixelles. Lode’s flauwe bezwaren weet ze ogenblikkelijk te ontzenuwen en tegen zoveel edelmoedigheid kan Lode geen religieuze moeilijkheden ontwikkelen. Hij komt haar dus met geen ijzeren principes over d,e kuisheid aan boord. Hetds overigens ook nodig, dat Lode behoorlijk voor de dag komt. Hij gevoelde zich vaak gênant afsteken tegen de fraaigeklede, zeer getailleerde jongelui van Brussel die hij in Lucas’ omgeving ontmoette.
Hij draagt thans lichte handschoenen, geurt waarachr tig naar parfums en cfe eerste speler Stevens vraagt gekscherend: „Wat nu, Lode, hebt ge ’n lot uit de loterij getrokken of ’n vrolijke weduwe bejegend?”
Niemand echter licht hij in het Diets Massafheater, in omtrent madame Nijssen, die zo geerne Frans klapt, maar eten doet hij vaak bij haar en dat is ook goed, hij liep gevaar ondervoed te worden. Stelt u ’s voor waf ’n ramp voor den auteur, als hij midden in ’t boek kwam te overlijden, dan zou het verhaal immers nooit dik genoegi worden, maar wees gerust...
Als Lode daar op de Boulevard du Toison d’or luncht, dan moet hij toch wel ’s even aan zijn oude moeder denken, dan is hij bezorgd of ze ’f wel goed genoeg heeft; Als hij de wind aan de jalouzieën hoort rukken, kan hij het denkbeeld soms niet van zich afzetten, dat heel misschien zijn moeder genoopt is, zich in dit hondeweer buiten te bevinden, dan neemt hij zich voor, haar straks te schrijven.
„Wat heb je?” vraagt ongerust madame.
„Rien, ma chère,” glimlacht hij goed Brussels.
Meestal vindt hij haar alleen in haar woning, toch zou hij zo graag ’s kennis maken met de gasten die op Dinsdagavond te harent verschijnen: grote dichters, schilders, Franse acteurs. Maar het schijnt wel of de ouder wordende vrouw den donkerogigen jongeman — dit laatste magere, voor haar opbloeiend geluk — angstvallig voor zichzelf wil bewaren. Men spreekt toch al van hem en in haa;r slaapkamer is ’t behang ’n weinig vet geworden, net boven ’n stoel, waar Lode vaak te peinzen zit.
64