L O D E
EERSTE HOOFDSTUK
EXPERIMENTEREN.
Op een regenachtige dag in Augustus verlaat een jongeman, in groene loden jas gehuld, het Gare du Nordi, voortgestuwd door de menigte. Verschrikt blijft hij onder de luifel van ’t station staren naar het neerstortende water, hij had in de trein op de hele regen ternauwernood gelet, maar alleen gedacht aan zijn toekomst. Hij zou een nieuwe richting brengen in de kunst, men zou hem interviewen, men zou hem vragen: wat zijn uw voornaamste liefhebberijen en hij had gepeinsd wat daarop te antwoorden viel: schilderkunst of film? Of niet over de film praten en het toneel ’t voornaamste vinden? Hij had koortsig over zijn nieuwe leven gefantaseerd en ziet nu zijn medereizigers zich als dollen op taxi’s en trammen storten.
Louis blijft treuzelen, weet niet waarheen. Hij heeft zich de aankomst anders voorgesteld. Dat die beroerde Lucas, die hier schilderkunst studeert, hem nou niet is komen afhalen. Echt wat voor Lucas, op zulke mensen kan men geen staat maken. Desondanks beweerde die altijd: „Wij zijn mannen van ons woord! maar Louis is heel anders...” Hij heeft zich voorgenomen, dat, mocht Lucas niet aan ’t station wezen, hij niets meer met hem te doen wou hebben, want Louis is immers de grootste artist van hen beiden. Maar nu hij dit klagelijk Brussel ziet, dat Brussel toch niet zijn kan, zo somber en vuil, verlangt hij al te zeer naar ’n vriend die hem de weg kan wijzen. Zijn schoenen voelen al nat, hij ziet tegen alles op, nu het entree niet stralend is en het gaat door zijn brein: wat ben ik begonnen, ben ik dan dwaas om mijn behagelijk bestaan aan ’t toeval op te offeren, ik ken hier niemand. Dan ziet hij zijn tas waarin de kritieken zitten van de Maasbode: „onmiskenbaar meesterlijke regie, Louis Wolff bezit het zuivere sens de théatre. Van een dergelijk organisator, bezield door heilig vuur, is
45