dent met dien bemoeierigen isegrim. In de krant vraagt Knoups n.1. altoos bijdragen voor de restauratie van zijn kerkje en de offers worden dan afgedrukt met wat pakkende woorden van pastoor d’r onder. Dat onze zoon door z’n examen mag komen fl.-; dank voor een voorspoedige genezing fl.-; dat onze Huberke spoedig beter mag worden f3.-. Soms geeft een vermogende N. N. honderd gulden en dan schrijft Knoups er in zijn populaire stijl onder: Bravo, etc. Nu kwam Ahrends er hem op wijzen dat hij zijn erkentelijkheid ook ’s moest tonen voor de arme gevers, want hun penningske zou Jezus en Maria het meest welkom zijn. Maar daarvan spreekt hij nu niet, maar hij sist nogmaals: „Die!” Hij staat op en begint Ahrends en zijn onwereldse manieren na te doen. Indertijd dacht de jonge kapelaan, die door pastoor Mestroms ontvankelijk was gemaakt voor de dichtkunst, bij den ontwikkelden Ahrends begrip te vinden. Hij sprak zijn bewondering uit voor Schiller en Goethe, gooide altijd met die namen, begon er ook met Ahrends over, wat voor dien pater aanleiding werd om een soort retraitepreekje te houden over de betrekkelijkheid van aardse grootheid. Knoups doet ondanks zijn gezetheid aardig de hoekige gebaren van toen na, zodat Louis uitroept: „Aan jou is ’n acteur verloren gegaan!”Maar Knoups is nog niet klaar, verheft waarschuwend de stem: „Vandaag sterft een mens die Waarlijk boven zijn medemensen uitstak, noem hem Goethe, Napoleon, Michelange-lo en morgen..,” hij maakt ’t afschuwelijk gebaar van iemand die walgt van de stank, terwijl rimpels van weerzin om zijn neus trekken. Maar Knoups schrikt nu zelf even om de pijnlijke sententie en Louis tracht over de onaangename claus heen te komen, door nog ’s in te schenken. Knoups zegt: „Maar deze dode haas heeft toch goed geroken, wat jij?” De humor snerpt en gehaast beginnen ze over de voorbereidingen van „De Arme onder de Trap.” Voorwaar, grote bijval oogst het stuk, al snappen de schachters ’t nou niet helemaal. Louis verschijnt na ’t slot ten tonele in zwart costuum en neemt met verheerlijkt gelaat de toejuichingen in ontvangst. Dit moment lééft hij. Heel Limburg verkondigt zijn roem en de Maasbode en de Tijd, door Knoups ingelicht, schrijven ernstig dat hier met dilettanten het onmogelijke is bereikt, dat ’t oude reli-gieuse mirakelspel der Middeleeuwen door Wolff tot
42