gen komen. Met dat al wordt hij in een jaar tijds ’n persoonlijkheid, de leraren wijzen hem mekaar stiekem en zeggen: „Die kan Stokx zo imiteren.” En onder de jongens is hij de man. Hij moet secretaris worden van de studentenclub St. Wiro, daar kan hij beslist niet van af. En Lucas straalt, hij werpt zich op als zijn impressario.
Voor Pasen moet er weer een stuk worden opgevoerd, Le Bourgeois Gentilhomme; van Molière zal ’t niet veel hebben, het zal wel net zo gaan, vertelt Lucas, als verleden jaar met Labiche, toen ze bijna alle vrouwenrollen d’r hadden uitgewerkt en wat blijft er dan van ’n Frans stuk over, dat vraag ik jou met permissie.
Alles best, de Fvanse leraar Mayeux, ’n fijn heertje, die altijd de leiding heeft van ’t studententoneel, komt op ’n dag de tweede klas binnen na ’t gebed en zegt: „We hebben van ’t jaar besloten dat ook een van de kleintjes (de tweed; is verontwaardigd) mag meedoen aan de opvoering. Maar wie van jullie kan goed voordragen?”
En allemaal die kerels, die hem vroeger vóór de Stokx-creatie niet zagen, aan ’t roepen: „Louis, Louis 1” Mayeux kijkt ’n beetje verstoord om de herrie, bovendien is Wolff slecht voor Frans.
„Silence! ik moet ’n knapperd hebben, niet iemand die achter komt met z’n werk.” Er wordt geroezemoesd, gemopperd en Mayeux dreigt met extra thema’s. Dan zet de les kalm in. In de recreatie vliegt Louis opgewonden naar den gymnasiast Lucas. Die is direct vuur en vlam en gilt, over z’n eigen woorden vallend: „Laat mij dat verkske maar ’s wassen!” De verdere dag is Louis stil, hij zou zo graag. Verward fietst hij huiswaarts en eenmaal daar, snelt hij naar boven, naar Marie’s kamer, gaat voor haar grote spiegel zichzelf ernstig aankijken, hij vindt zich vreselijk mooi: donkere ogen, lange wimpers, neus ’n beetje woest, spleetmond en lange donkerglanzende haren. En dan gaat hij gezichten trekken, hij verbeeldt zich ’n dronkaard te zijn, ’n generaal, ’n gierigaard, alles achter mekaar tot er van beneden geschreeuwd wordt: „Lowie wo bliefste”. Dan scheurt zijn droom, maar toch nog verwezen gaat hij naar beneden en nu weet hij dat hij morgen en elke avond voortaan voor de spiegel zal gaan staan om uit te vinden welk gezicht bij elk karakter past.
’n Week later bijt Mayeux hem toe: „Wolff, ge kunt
26