Met de stroom mee

Titel
Met de stroom mee

Jaar
1946

Pagina's
194



onderrichtend en Louis denkt aan meneer en mevrouw Karyatide, als hij de eindeloze weg huiswaarts fietst, terwijl Lucas met zijn mooie boekentas naar de boulevard slentert of van zijn balcon naar de mooie meisjes kijkt die beneden voorbij wandelen.

Dinsdags is de school om half één afgelopen en kan Louis dus vroeg thuis zijn. Als hij de Kloosterweg, waar ze wonen, nadert, begint zijn hart opeens fel te kloppen. Hij rijdt sneller: voor hun deur staat ’n prachtige grijze automobiel. Zou er iemand ziek geworden zijn, is er iets, misschien een dokter uit de stad? Vreemde voorgevoelens doen hem rillen.

Hij gaat eerst de wagen buiten bekijken. Er zijn voorname bruinieren zitplaatsen in. Dan gaat Louis weifelend het ouderlijk huis binnen. Hij vraagt. Ze lachen allen verlegen. Daar staat ’n netgekleed persoon. „En wie is dat?” vraagt deze in het Duits, terwijl Louis geslagen van bewondering bijna wegkruipt. Niemand acht het noodzakelijk den Duitser in te lichten. Hij blijkt ’n zoon te zijn van vader Wolffs broer, en tevens ’n groot zakenman die hier in de buurt op ’n Brabantse fabriek moet zijn. Men' moet erkennen, het is bijster aardig als men zo rijk is, dat men dan nog zijn arme familie wil kennen niet alleen, maar ook nog aan ze denkt. En dat Otto Wolff blijft eten is werkelijk ’n grote eer. Zo’n elegant persoon heeft men nog nooit in ’t dorp aanschouwd, men krijgt tranen in de ogen als men ziet hoe zijn haar glimt. En dit fijn soort schoenen zijn we bij ons helemaal niet gewoon.

Hij praat en praat en laat zich de boerekool uitmuntend smaken, al kun je ervan opaan dat hij daar in Glad-bach wel wat anders te bikken krijgt. En daar zal wel wit zand op de grond liggen, terwijl hier de boel ’s nodig geschrobd moet worden, maar daar kijkt hij niet naar, louter fijne manieren! En wat meer zegt, (zal hij ons werkelijk van de zomer de eer aandoen?) want luister: „Volgend jaar August kom ik hier logeren, want ’t is hier ’n mooie streek, dan wil ik tegelijkertijd wat bruin branden. Wij bleke stedelingen zijn afgunstig op jullie bruine, gezonde snuiten.”

Opnieuw zijn de verweerde boeren zeer verwonderd: verging de wereld? wat nu, was dat mooi: bruin? En ze kijken mekaar aan, ze vonden mekaar wel bruin, maar

18

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.