TWEEDE HOOFDSTUK
NEEF OTTO.
Gij moet volstrekt niet denken dat ik onvoorwaardelijk accoord ga met al wat aan deze kanten geschiedt. Men dweept hier b.v. met de Franse cultuur, op ’t gymnasium waar Louis thans leert, spreekt men van „compositie” en „promenade” in plaats van proefwerk en wandeling, en soms ook van de „Prix général” alsof „Eerste prijs” niet bijna net zo duidelijk is. Het ziet er echter niet naar uit dat Louis (gelukkig dat hij Louis heet en niet Lodewijk), dat de leerling Wolff, die op ’t platteland zo’n ijverig baasje was, deze prix général zal halen. Hij is om maar ’s wat te noemen, helemaal niet best voor Latijn. En dat is in de eerste klas al een gewichtig vak nietwaar, bijna twee uur dagelijks. Maar ’t is ook ’n heel ander Latijn dan wat hij van pastoor leerde en dat ze in de kerk zongen. Al is prof. Zonnekalf ook priester, niet alle heren in toog zijn vriendelijk en Prof. Zonnekalf schreeuwt: „Driedubbele ezel, koe, boerenhark, ken je de derde declinatie nóg niet!” Op zo’n krenkend woord wordt Louis wit van drift, hij neemt zich voor, later alle onderwijzers, leraren en professors te honen en te slaan; voor ’t ogenblik beheerst hij zich, dat kan hij. En alles was zo opperbest begonnen, de eerste dag moesten ze hun naam zeggen: „Wolff, hoe schrijf je dat?” „Met twee effen natuurlijk”, had Louis trots gezegd en Zonnekalf had hem even goedkeurend aangekeken. Maar nee, dat gymnasium was nou totaal niks. Bovendien elke dag dat stuk van huis heen en terug fietsen, vooral nu ’t ’s ochtends zo koud was, eerst door de ijzige ochtendnevel en ’s avonds door ’t beginnend gevries! Nee, Eddy Lucas die had ’t beter! ’t Was zijn enige kameraad, ’n rare kwibus, maar schatrijk. Zijn broer bracht hem wel ’s met de auto naar school. Ze woonden in 'n prachtig huis op de boulevard met één kolossaal en drie kleine balcons en die balcons werden geschraagd door stenen blote reuzen met baarden en schone blote vrouwen. Dat zijn karyatiden, zegt Lucas zenuwachtig
17