Utrecht zn Emmaüsgangers te verkoopen. Dan zou hij zn schulden betalen.
Peter stond teleurgesteld op en René leidde hem uit. Bij de deur bleven ze nog even staan. De hagel was opgehouden.
„Daar is de post,” zei Peter, „ik blijf even wachten, misschien brengt hij wat voor jou.”
„Ja,” zei René, n beetje schamper, „de post zal hier wel voorbij gaan ...., n andere keer .... Je moet maar denken: als de nood ’t hoogst is.”
Maar de post kwam toch. Postbewijs voor aangeteekenden brief.
René sprong van blijdschap zoo hoog, dat hij zich leelijk tegen de deur stiet. Hij nam zn hoed, nam Peter onder den arm en samen gingen ze naar ’t postkantoor.
Honderd-twintig gulden voor Emmaus! René wou de papiertjes zoo maar in den zak steken, maar op aanraden van Peter telde hij 't geld.
In de verfhandels werd René met vreugde ontvangen, ja, dat was nog s n eerlijk mensch, die kon je vertrouwen.
Voor n bloemenwinkel stonden ze stil. Tusschen veel groote 103
herfstbloemen, was nog n enkele, prachtige, witte orchidee.
Schitterend, vond René en ze gingen de winkel in. Ze kostte vijfennegentig cent.
„Dat is duur,” vond Peter en hij wilde ze goedkooper hebben.
Maar René overmoedig: „wat dondert dat! Kirre, kirre doen de vogeltjes, geld zat!”
Lizzy zat n beetje bleek bij 't venster, 't Boek was r op de knieën gegleden.
„Buon giorno!” riep René met hoofsche zwier haar de orchis in n wit papier overreikend.
Lizzy stond op, getroffen door zn vriendelijkheid en vergat hem te bedanken.
„Hoeveel kost die?” vroeg ze.
„n Dubbeltje,” zei Peter haastig.
„Dat is veel,” zei ze langzaam, „maar ’t is wel n mooie bloem. Ze zette hem in n glas water.
,,’t Is hier niets warm,” zei ze toen, huiverend.