de grove grappenmakerij van de bezoekers, stelden haast gelijktijdig voor, nu maar eens op te stappen en nog s eventjes om de singels te loopen. Ze betaalden den vriendelijken piccolo en verlieten ’t warme zaaltje. Dof viel de zwarte, met leder bekleedde deur, achter hun dicht.
Voorbij den hoek hoorden ze nog de duitsche oempa, die z n spel hervat had.
't Weer was koeler geworden en ze hadden hun jassen aangehouden. Ze waren n beetje rillerig. Vervelend piepend en bellend kwam de tram terug van de grens. Tusschen de groote, nog niet ontbladerende boomen, stopte zij knarsend en er kwamen wat menschen uit, zingend en lallend. Die kwamen van België en hadden geprofiteerd van den goedkoopen wijn daar.
Zwijgend en langzaam gingen de vrienden verder, n beetje melancholiek om den winter, dien je nou zoo erg voelde komen, na al ’t plezierige van den zomer.
„Daar achter is ruzie,” zei René opeens.
„Waar?” schrok Peter, maar hij zag al, n oploop waar n zijstraat van ’t Begijnhof op den Singel uitkwam.
„Potverdomme, “ zei hij wild en geënerveerd, „dat is bij Fien,” en hij rende hard erheen. René kwam hem na.
Drie mannen stortten zich weg in donker, waar de tram juist was gegaan en de rails glommen tussschen de boomen.
„Theelen, “ zei Peter hijgend. Uit de verwarde menschenhoop klonken wat stemmen en dan kwam Sef, met bloedbeloopen oogen en n zwaar blok hout, gevolgd door Fien, die luid-op schreide en hem tegen wilde houden.
„Kom godverdomme hie as gr durft,:” brulde hij, Fien afwerend, „as gr zóó neet durft, dan mit de vuus, “ en hij rende de drie na tusschen de boomen. Peter stond hijgend en doodsbleek stil, toen hij zag dat Fien en Lizzy hem nagingen; Fien heel hard schreiend en snikkend en Lizzy met angstvertrokken gezicht.
Er vielen slagen in duister en kreten van pijn en angst. En dan kwam de politie die de vier mannen arresteerde.