Ongeïnteresseerd gingen de vrienden er voorbij, n Dronken kerel liep vloekend tegen Peter aan, die echter kalm verder liep.
Uit n bar, die eigenlijk heelemaal geen bar was, maar waar toch Stationsbar op stond, klonk 'n beetje pianomuziek: Zaza, c est une femme. Dat klonk erg plezierig, zoodat Peter en René zich verlokken lieten en ’t kleine, berookte zaaltje binnentraden. Er was geen tafeltje onbezet, maar ze vroegen of ze bij de deur mochten gaan zitten en de behulpzame piccolo bracht onmiddellijk ’t heele ameublement; tafeltje plus twee stoelen, n Klein, mager heertje had de manoeuvre van den behulpzamen piccolo gezien en vroeg met n bevelend piepstemmetje:
„Mè ook zoo klein taefeltje!”
Peter en René waren gaan zitten, n beetje vroolijker door de rumoerige omgeving. De Inhaber van de zaak, benevens Ober en musicus zat aan de piano nog te tokkelen en n particulier heer met lange haren en n gedistingeerd gezicht zong zeer beschaafd fransch. De bezoekers van de bar waren meerendeels uit den gegoeden burgerstand, wat men zien kon aan hun öf keurig gescheiden, öf van de kosmetiek glanzend en stijfzittend haar, aan de dit jaar goedkoope en ordinaire lichte slobkousen op de verlakte shimmy-schoenen. Hun jassen zaten goed en waren volgens de mode met twee knoopen aan 'n koordje gesloten. Verder droegen ze allen gesteven witte hemden en botervliegjes.
„Wat n verschil met bij Fien,,, fluisterde René tegen Peter, die net twee chartreuse aan de foeileelijke en geil-lachende buffetjuffrouw had besteld. Peter werd ongerust door René zn vergelijking. Wat zou Lizzy nou bij Fien doen, maar dan werd zn aandacht getrokken door f onvroolijke geluid van n vroolijk, als heer gekleed, persoon, met n lange, echter niet bijbelsche haakneus, lach-spleet-oogjes en lang melkboerehondehaar, Deze heer was n verkapte kantoorklerk, die in n cercle van rasgenooten negerliedjes zong, welke hij in n duitsch valuta-kabaret gehoord had:
Ping, pingeling, auf mein Gitar,