Nu las hij den brief over en hij wou weer veel gaan veranderen, veel wat hem ridikuul leek en veel banaals, maar hij dee ’t niet, veranderde alleen Lizzy nog in Lena. Toen was hij tevreden en rook s aan de sachetjes, fijn.
Nu moesLie Truitje Geraedts nog te pakken zien te krijgen. Die kwam om twaalf uur van de fabriek, nog n kwartier dus. Hij zou haar beneden aan de trap opwachten. Plots stokte z’n adem, als zij s bij Truitje was, wat dan gezongen! Nadenkend nu ging hij n poos aan 't raam staan, keek in de regenachtige straat. Ha, daar kwam Miel net naar huis.
Snel schoof Peter de sachetjes en den brief in couvert holde naar beneden en ontmoette Miel op ’t portaal. Met enkele woorden bracht hij hem op de hoogte van den toestand.
„Gèf dit aan Trui en zèk dat Trui dit aan Lena guf.”
„Lena en Trui kom me net hie!” zei Miel. Als wilde hij zeggen: geef 't zelf, maar Peter holde al naar boven, zonder dat Miel hem om uitleg kon vragen. Eerst bleef hij besluiteloos op de trap staan, maar dan ging hij naar beneden. Die Peter had ’t beet, besloot Miel, wat n idee om n brief te schrijven aan n meid, goed als je onder dienst was. Op 't trottoir stonden de drie meisjes nog bij mekaar.
„Veur dich, Lena,” zei Miel, haar ’t blauwe briefje overreikend. Lena nam verwonderd ’t episteltje aan en stak ’t in haar katoenen bloesje.
Boven wachtte Peter met kloppend hart. Zou ze m nou gaan lezen, dacht hij, z’n voorhoofd aandrukkend tegen koude glas.
Hij zou eerst s wachten tot ze weggingen daar, voor hij naar z’n restaurant ging.
Als hij zoo bang was, bedacht hij, wat zou dat dan vanavond worden in de lunchroom. En hij zon op de woorden, die hij dan zou zeggen, maar hij vond niets en werd nerveus.
Kijk, daar ging ze in haar bloeze met n bonte sjaal.... Waar zou ze z’n brief nou hebben, of had ze kn nog niet.
Hij sloop langzaam en omzichtig de trap af en beneden deed hij z’n regenjas aan. Maar 't regende nu niet meer, er was zelfs wat zon,