Een jaar later had Jacob volgens zijn brieven weer andere ambities. Hij schreef aan neef Koendik heb 't erg druk, ik hoop nu 's eindelijk te slagen om dan met een gerust hart naar Parijs te trekken, waar ik in de Fransche letteren zal trachten te promoveren. (...)
Wat zal ik 't heerlijk vinden, als ik dit jaar slaagde. Eindelijk de handen vrij, en wat meer is dan de handen - de geest ongebonden. Hebreeuwsch, Fransch, Grieksch en Latijn ga ik dan weer met plaisier bestuceren'. In september 1930 kwam het examen dichterbij. Jacob werkte hard, maar was niet zeker of het zou lukken. Hij schreef aan zijn neef:'Ik weet niet of't examen goed zal afloopen. Ik denk met de goede uitslag Uitgever-Drukker te worden in Roermond, juist tusschen Frankrijken Duitsland in, voor de goede exploitatie van buitenlandsche litteratuur.Tegelijk tracht ik in Parijs of Leuven mijn doctorstitel te vangen, tenminste als mijn vervloekte examen lukt'.
En het vervloekte examen lukte: op 17 november 1930 slaagde Jacob Hiegentlich voor de akte M.O. Nederlands. Deze gaf hem de bevoegdheid les te geven aan het voortgezet onderwijs. Dat heeft hij uiteindelijk een vrij korte periode gedaan, van 1932 tot 1935, en wel aan het Theosophisch Lyceum'Drafna' te Naarden. De neerlandicus Gerrit Borgers (1917-1987), later directeur van het Nederlands Letterkundig Museum te Den Haag en hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, was er een van zijn leerlingen.
Hij werd door Jacob Hiegentlich enthousiast gemaakt voor de letterkunde. Het optreden van Jacob als leraar herinnerde hij zich later als volgt: 'Het moet zo omstreeks 1934 geweest zijn dat ik hem toen heb gehad. Ik herinner me nog goed de eerste keer dat ie daar kwam. We zaten met z'n zessen, dat was de hele klas, in afwachting van wat nu weer voor een nieuwe leraar op zou duiken. Komt ie binnen met een enorme dikke tas. Klein mannetje. Zwaait die deur open, kijkt ons even aan en springt op de tafel en spreidt dan z'n beide armen uiten buldert werkelijk door die grote kamer, 'n klas was het eigenlijk nauwelijks, 'n grote kamer:"Christenhonden!". En wij natuurlijk volkomen