Het woud blijft stil waar gistren saam zij traden.
Geen satyr loert er thans, wie heeft hun min verraden?
Waar blijft Louis? Madame mocht er van weten.
Op de fontein lacht spotziek een naïade.
Onder de wulpschen zijde beidt het jeugdig bloed, nerveuze handen glijden door de goudgepoêrde haren, perversblauwe oogen onder gulden scheêlen staren naar smalle meidoornhaag waarlangs hij komen moet.
De machtelooze klachten stijgen uit een dorre mond van wie daar in zijn ligstoel, teer en ongezond de schoone schijn aanschouwt in smartelijk verbazen, erbarminglooze God, van Uw ziek wereldrond.
Voor mij was in de bar een brief gekomen. 233
Niets dan wat kleeren - en mijn verzen had hij meegenomen, die om te sterven naar Marokko ging.
Oprechte Hattie altijd zal ik van je droomen.