probeert op te roepen?
Als kind in een joods gezin in het overwegend katholieke Roermond groeide Jacob Hiegentlich op in, zoals hij het zelf noemde,'een verwarrend mêlé van Rooms en Joods gebeuren'. Dat joodse gebeuren speelde zich af in de kleine joodse gemeenschap die zich vanaf het begin van de negentiende eeuw in Roermond had kunnen vormen. In de voorbije twee eeuwen, waarschijnlijk al vanaf het midden van de zestiende eeuw, waren ten gevolge van de Spaans-Habsburgse wetgeving geen joden meer in de stad toegelaten, maar de maatschappelijke en juridische emancipatie die de Franse Revolutie had gebracht, maakte een einde aan die uitsluiting.
In 1821 werd de joodse gemeenschap van Roermond nog tot de synagoge of'bijkerk'van Sittard gerekend. In 1828 werd zij als zelfstandige joodse gemeente of'bijkerk'erkend en in 1850 tot ringsynagoge verheven. Rond 1840 telde zij 132 leden, in 1869 139 leden. Hun aantal nam tegen het eind van de negentiende eeuw nog toe, ondermeer door de vestiging in de stad van handelaren als Sallie Hiegentlich. In de eerste decennia van de twintigste eeuw daarentegen werd de joodse gemeenschap van Roermond weer kleiner, tot zij door de komst van Duitse vluchtelingen in dejaren dertig weer zou groeien. De synagogale diensten werden aanvankelijk nog in een particulier woonhuis gehouden, maar in 1850 kon de gemeente grond kopen aan de Hamstraat, waar in 1853 de nieuwe synagoge werd ingewijd. Zij bood tevens onderdak aan de koster en aan een schooltje. Behalve de synagoge aan de Hamstraat beschikte de kleine gemeenschap over eigen verenigingen, zoals een genootschap voor ondersteuning van joodse reizigers, voor de verzorging van begrafenissen, voor de ondersteuning van kraamvrouwen, en de mannenvereniging Gunst en Waarheid en de damesvereniging Hulp der Vrouwen. Meer dan twaalf leden hebben beide laatstgenoemde verenigingen echter nooit geteld. Zij waren klein, zoals de joodse gemeenschap dat ook was.
Met - in 1920 - 88 leden vormde de joodse gemeenschap