Frans als hij haar linnen aanschijn plots tusschen de parapluies zag opdoemen. Bij de dames Monten die zeer godvruchtig waren, kreeg hij fraaie heiligeprentjes en „zwartjes” die ze bij de winkelwaar cadeau gaven. Op n ebbenhouten tafel in de „goede kamer” stonden machtig groote boeken op standaarden. Frans, in de meening dat het familiealbums waren, wilde ze inkijken, maar juffrouw Monten schrok en schoot voor de eerste keer uit haar slof. Ze zeide dat het niet van goede manieren getuigde iets ongevraagd aan te raken.
Het waren de boeken die haar broer, prof. Monten, geschreven had, een hoogleeraar in de chemie. Hoewel deze werken onbegrijpelijk waren en de broer der pieuze1 2 dames een geducht anticlerikaal en zelfs atheïst was geworden, namen zijn boeken de eereplaats in.
De dames Monten waren niet de eenigen die zich met Frans zijn
opvoeding bemoeiden. Daar was de grijze juffrouw Cuypers die hem
leerde met twee woorden spreken, de pet niet op één oor te zetten,
daar kreeg je scheeve ooren van, en veel nuttige zaken meer; ze was
altijd aan 't moederen, zij ’t ook op licht onsaamhangende manier
en haar zuster knikte en zuchtte. Ze handelden in wollen goederen. 175
Bij de dames van Susteren ontving hij behalve veel snoep, gekleurde
liebigprentjes3 die feesten uit verre landen verbeeldden, alles was
daar met bloemen versierd, op booten waarop muziek gemaakt
werd, dansten bekranste prinsen en princessen. Als het regende in
de Luifelstraat, was het goed naar die bonte feesten te kijken.
Met andere jongens ging Frans weinig om, naar zijn vaders meening was er niemand van hun stand, met niemand mocht hij verkeeren dan met den zoon van rechter Maessen en die toonde weinig belangstelling. Zoo zocht Frans 't maar bij de oude vrijsters.
En bij meneer Bahlman! Ieder heeft zoo iemand waar hij tegenop ziet. Zijn groote Vriend was al oud en liep niet makkelijk. Frans was maar steeds bezorgd dat de oude man eens op die smalle, gladde donkere trapjes zou uitglijden. Wat zou dat een vreeselijk verdriet zijn! Als men Frans gevraagd had, van wie hou je nou meest en hij
1
cajoleren: naar de mond praten, vleien, strelen.
2
pieuze: godsvruchtige
3
Liebigprentjes: vermoedelijk prentjes die bij Liebig (soep)producten verpakt waren.