vriend, de Roomse priester, die vroeger zo mooi op 't harmonium had gespeeld, hoe zou ’t hem gaan! Wat was 't heerlijk, dat je hier nog vrienden had! De heer Moser was kwelend met vele flessen Heidsieck binnengekomen, de heer Jansen ontwaakte uit zijn indolentie, sommeerde Marius met Stravinski op te houden, dewijl hij wilde toasten. Hij stond rechtop, de heer Moser ook, de rest bleef zitten. Hij oreerde in dialect, dat, zo hij thans het woord nam, dan geschiedde dat enkel en alleen, om van z'n innige vriendschap te getuigen voor den nobelen Moser, die n steunpilaar was van onze geliefde stad, n toevlucht voor weduwen en wezen, n rechtschapen Israëliet, blakend van godsdienstzin, om kort te gaan - een mens.
De heer Moser, die er nimmer aan getwijfeld had n mens te zijn, doch er nu zo uitdrukkelijk op attent werd gemaakt, bedankte enigszins onthutst en zei dat hij Jansen ook altijd n aardige vent had gevonden en dat hij hoopte dat hem de champagne zou smaken.
166
De familie was gegêneerd, vooral toen de agent te kennen gaf dat 't hem altoos zo verwonderd had, dat n zo aanzienlijk heer als meneer Moser geen lid was van „Twee handen op één buik”. Zo noemde men schertsend de sociëteit, waar patriciaat en wijnhandel, tezaam vormend de 80 bovenste kasten van de 183, waarin het standenrijke stadje te verdelen viel, zich verenigden. De agent, volkomen onbewust van de tere snaar, die hij in 't nobele hart van ’t geslacht Moser zo onverhoeds had betokkeld, werd met n sigaar en n nieuwe coupe tot onderbreking zijner rede genood en aller gedachten concentreerden zich op het gevarieerd hors-d oeuvre, dat de inmiddels naar beneden geholde ménagère gewrocht had. Men goot geurigen wijn naar binnen, weerom had de Ernst het veld geruimd voor Kortswijl; rond het knappe, zwarte huishoudstertje en den langwerpigen Israël zaten de drie Mosers, de agent, de heer de la Gileppe en de reeds overvrolijke Jansen. De rode poes was wakker geworden in haar openstaand mandje en bekeek de goede sier met veel dédain.
Toen alles op was, joeg de huishoudster de slaperige Mosers naar bed en de anderen naar huis. Siegfried ging met Marius op stap, de agent nam den onvasten Jansen onder den arm. Midden op de