voelde Siegfried zich opgekwikt of hij in n lachspiegel had gekeken.
Binnen sloften allen verstild en ernstig. Alex peuterde aan de radio
om n middernachtelijken omroep op te vissen en onverwachts
druiste het klettersnelle rhythme van n Amerikaanse band
tegen de gemoedelijk-trage provinciesfeer in. Overdag hoorde je
Duitsland best, doch nauwelijks klonk n militaire stem uit het
Nazikamp of zwijgend zette een der Mosers het toestel af. Dan
liever de zenuwachtige jazz, waaraan het stadje stilaan wende. De
politieagent vertelde op meewarigen toon van n werkwillige die
door de stakers van de kanaalwerken was mishandeld. De advocaat
nam 't kijfachtig op voor de stakers en duwde den politieagent
autoritair in n crapaud, waarbij hij struikelde over deszelfs sabel;
zo was de pacifistische drinkatmosfeer enigszins geluwd. De
oude Moser stond op om in den wijnkelder af te dalen. Inmiddels
dreef het gesprek van de crisis naar 't dandysme. Marius de la
Gileppe, die n adellijke bastaard was en hier ter stede den toon
aangaf op ’t stuk der herenkleding, bestreed vurig de betichting
van fatterigheid. Hij streek daarbij met zijn tienmaal beringde 165
handen over zijn gefriseerde hoofd. Alex drong de gedachte terug,
dat, zo hij, de van nature krulharige, één briljant dorst dragen,
men wederom aldra van Joodse drukte zou spreken. De jonge
Siegfried beweerde, dat waar dandysme met enige armoe en veel
fantasie gepaard had te gaan, de Dandy was Chaplin met zijn
gentlemanlike bewegen in zijn haveloze plunje. En in Wenen kende
hij er nog enkele echte; één liep de café s voor in en achter uit met
n scheven hoed van voor den oorlog, n rietje onder den arm, op
afgeleefde vuile slobkousen; n ander in zn rafelig, met vetvlekken
bemorst jacquet stak bij elk passerend meisje n monocle voor zijn
kennersblik, zijn bolhoed was volkomen groen geworden. Marius
had gelezen, dat men de echte dandies slechts onder de priesters
en de krijgslui vond. Daar had je Pastoor Knoups, de grote lettré
en kunstkenner, in zn onberispelijken toog, dat was n heroïsche
dandy, de rest waren swells *). En De la Gileppe dien ’n uitstekend
muziektalent aankleefde, zette zich voor den vleugel, wijl uit de
radio geen jazz meer mekaniekte. Knoups, dacht Siegfried, mijn
swell: fat